maandag 4 april 2011

Sociale activering

De coalitie wil mensen met een uitkering verplichten een tegenprestatie te verrichten, meer dan solliciteren of bijleren. Men denkt dan aan helpen in de zorg of de plantsoenen of op school. Bij de SP vindt men dat moderne slavernij. Maar een ruime meerderheid van de bevolking heeft geen moeite met het leveren van een tegenprestatie. “We zijn weer onder de mensen.” En vanuit de ecologie bezien, zou iedereen die van de Aarde neemt haar wat moeten teruggeven. Hetzelfde geldt voor ons profiteren van de maatschappij. In Duitsland wordt gedacht aan een sociale dienstplicht voor jongeren, vergelijkbaar met de militaire dienstplicht zoals wij die vroeger hier hadden.
Om ons voor te bereiden op wat ons mondiaal aan moeilijkheden te wachten staat (klimaatontregeling, gebrek aan water en voedsel, olie- en materialenschaarste) zullen we, tenzij wij de overheid als grote boeman willen hebben, binnen onze bevolkingen meer gezamenlijkheid moeten ontwikkelen. Dat kan door wat meer gelijkheid te ontwikkelen, ten koste van enige individuele vrijheid. Daarom zou iedereen naast zijn of haar gewone werk, naar vermogen, iets aan de buurt of regio moeten teruggeven. Zowel de bankdirecteur als de stratenmaker. Een dagdeel per week helpen bij een tuinder of boer in de buurt, sporten met lastige pubers, boodschappen en klussen voor bejaarden en gehandicapten doen, bomen planten en de wijk vergroenen, een buurtmoestuin helpen opzetten, fietsen repareren, voorlezen op school, huiswerk begeleiden, het dorpshuis opschilderen, een bibliotheek of ‘toolpool’ opzetten voor het dorp of de wijk, Nederlandse les geven. Per buurt of regio kan zulk werk door de bewoners zelf geregeld worden. Zo zouden we meer gezamenlijkheid kunnen kweken en meteen de kloof kunnen verkleinen tussen werkenden en werklozen, tussen hen die participeren en hen die gemarginaliseerd zijn.
Als dit sociale werk vooral op duurzaamheid gericht is en ons wat dichter bij zelfwerkzaamheid en eigen bedrijvigheid brengt, kunnen we vreugdevol deze moderne slavernij omarmen. De nieuwe maatschappij wordt in de oude geboren. Helemaal zuivere stappen zijn er niet, als telkens het voordeel van de te nemen stap maar groter is dan het nadeel.

Willem Hoogendijk
dec. 2010

Voor de door Stichting Aarde ondersteunde bewonersactiviteiten in Dordrecht, wijk Crabbehof: zie mijn Om het Naakte Bestaan, blz. 129 t/m 131

Links of rechts

Er is veel te doen over wat nu links is en wat rechts. Ik bedacht het volgende. De hele officiële maatschappij is eigenlijk rechts. Immers voor de bedrijvigheid gekenmerkt door concurrentie, de ratrace naar de laagste kostprijs, de dwang tot groei en rendement en tot voortdurende schaalvergroting en intensivering, de strijd om markten en grondstoffen. Wedijver ook tussen de werkers onderling. De werkdruk, vaak leidend tot stress, of de zorg om je baan te behouden. Algemeen in de maatschappij ook nog de enorme beloningsverschillen, de kloof tussen de bovenliggers en de anderen en die tussen werkenden en gemarginaliseerden, plus nog voor velen de zorg om het eind van de maand te halen. Dit is overigens minder de schuld van de mensen dan van de heersende economie die ons ter overleving een competitieve en harde mentaliteit opdringt. Dit hele maatschappelijke en economische complex heeft een overwegend rechtse signatuur. Elke kritiek erop lijkt dus links, kan algauw gekwalificeerd worden als komend van links. Zo ook de pogingen tot compensatie en verzachting. Dit wilde ik graag aan de lezers voor leggen.

Groeiles aan Elsevier

Het essay ‘Groei is vrijheid’ van Marike Stellinga in het Kerstnummer zou tot, zeg, 1970, niet misstaan hebben. Daarna begon het tot ons door te dringen dat we met de moderne economie bezig waren haar eigen draagvlak, de biosfeer, te ondermijnen. Alleen naar die economen die de ecologie diepgaand in hun denken opgenomen hebben, kunnen we nog gevaarloos luisteren. Doorgroeien om het milieubehoud te betalen noemde onze eerste groene econoom Roefie Hueting al vroeg een gotspe. Mijn tegeltjeswijsheid voor Stellinga luidt: You can have too much of a good thing. Dit geldt bijvoorbeeld voor arbeidsdeling, intensivering en innovatie, kredietverlening, concurrentie en handel. Maar het systeem van geld-moet-groeien zorgt voor groeidwang, zodat wenden of afremmen verre van eenvoudig is. Adam Smith parafraserend, stelt de Amerikaanse econoom Herman Daly (Worldbank en Maryland university): “The virtues of the past have become the sins of today.” De ecologie dwingt ons allen tot herziening van de oude opvattingen. Als Elsevier zou breken met de mainstream benadering van de economie, zou het blad niet langer deel uitmaken van het probleem maar gaan bijdragen aan de oplossing.

Willem Hoogendijk
Stichting Aarde

Opgenomen in Elsevier, begin januari 2011.
Als goede liberalen mèt de laatste zin. Jofel!

Krimp als kans

Krimp als kans?

Willem Hoogendijk

Er is veel te doen over gemeenten die krimpen in de periferie van ons land. Het is inderdaad akelig, die leegloop en de verschraling van de voorzieningen. Er voltrekt zich daar een neerwaartse, zichzelf versterkende spiraal. Men probeert wat tegenkracht te ontwikkelen met bijvoorbeeld huisvesting voor Oost-Europese werknemers die hun werk niet al te ver weg hebben, het aldaar stimuleren van tweedehuizenbezit en van woningen voor senioren en met de ontwikkeling van natuur, ook voor recreatie.
Wat men nog niet goed beseft, is dat een belangrijke, zo niet de belangrijkste oorzaak van dit krimpproces het vertrek van het geld is, de money drain, de geldemigratie. Geld zoekt het hoogste rendement en dus trekt het geld weg uit de gebieden waar dat niet gevonden wordt. Het spaargeld van de streekbewoners verhuist via de banken naar meer rendabele oorden. Zo ook de huren, de hypotheekrenten en de winsten van supermarkten, winkelketens en bedrijven. De koopkracht daalt, mensen trekken weg. In de kleinere plaats sluiten bibliotheek, disco en voortgezette school. In de grotere stad in de buurt blijven deze voorzieningen (nog) bestaan. Maar van daaruit migreert het geld ook naar ‘betere’ oorden: de Randstad en nog verder de wereld in. Hetgeen de Ierse econoom Richard Douthwaite deed verzuchten: “De kinderen reizen het spaargeld van hun ouders achterna.”
40 jaar geleden al duidde de landschapsecoloog Pieter Schroevers dit veranderingsproces aan met de termen overontwikkeling die dan elders onderontwikkeling veroorzaakt. In de natuur komt dit geregeld voor, maar na enige tijd ontstaat er meestal een nieuw evenwicht. Met het systeem van geld-moet-groeien, de moderne, bancaire geldvermeerdering en de enorme kapitaalsmobiliteit ontstond er een krachtig financieel aan- en wegzuigmechanisme met maar weinig belemmeringen. Wildgroei hier, niet te stoppen verschraling elders. Verrijking en verarming.
De voor de handliggende remedie is het proberen te verhinderen dat het geld de bedreigde streek verlaat. Het gaat dan om de ontwikkeling van nieuwe maak- en dienstbedrijvigheid met behulp van regionale investeringen. Er zijn al regionale bankrekeningen waarmee de inleggers de eigen streek willen bevoordelen. Een van de eerste was van de ASN in Oost-Brabant. (U kunt hier een lijntje leggen naar de bekende investeringsmethode van Keynes.) Ook ziet men op vele plaatsen in de wereld de invoering, vaak door de bewoners zelf, van locaal geld, onderlinge verrekeningssystemen of barternetwerken van bedrijven om de eigen bedrijvigheid en de locale koopkracht in stand te houden en te verstevigen. Vooraf hieraan waren er al de bescheiden, vooral stedelijke ruilkringen LETS met behulp waarvan vele gemarginaliseerde mensen zich opeens productief wisten te maken.
Er is nog een interessant aspect. Bij die overontwikkeling, zeg maar de welvaartseconomie met haar dwingende doorgroei en de voor de afzet noodzakelijke overconsumptie, worden steeds meer vraagtekens gezet. De Aarde kreunt steeds luider onder dit geldgedreven productiegeweld dat ook onmisbare voedsel- en grondstoffenbronnen uitput en ecologische netwerken vernietigt. Bovendien heeft het ook sociaal niet aan de verwachtingen voldaan, en waar dat wel redelijk gelukt is (met het zogenoemde Rijnlandse model) blijken de verworvenheden niet bestand tegen de harde neoliberale eisen die de wereldeconomie van de geldstromen ons oplegt.
Wel nu, de druk van dit productivisme op de krimpgebieden neemt af en daar kunnen die streken juist hun voordeel mee doen. Zij krijgen de ruimte voor het opzetten van sociaal-economische structuren en netwerken, creaties van de burgers zelf die in eigen hand te houden zijn. Tegenover de geglobaliseerde geldverwervingseconomie kunnen overal streekeconomieën opgebouwd worden, gekenmerkt door duurzaamheid, verzorging en gemeenschappelijkheid. Centraal daarin vooral streekgebonden bedrijvigheid – denk ook aan ambachten - die de toekomst niet bederft en waaraan iedereen deelneemt, uiteraard naar vermogen. Werkloosheid kan daar tot een begrip uit het verleden gemaakt worden! De gemeenschappelijkheid wordt bevorderd door die deelname van allen en een rechtvaardige verdeling van de koek, gebaseerd op de gelijke waarde van ieders werk. (Zorgen en leren is ook werk.)
In die gebieden waar nog maar weinig mensen wonen kan men wolven en wisenten onderbrengen, maar beter bijvoorbeeld ecodorpen stichten voor vooral jongeren en jonge gezinnen maar ook ouderen die anders willen leven en werken. Ruraal Frankrijk is vol van gehuchten die gerevitaliseerd zijn door mensen die de economische ratrace en de grootstedelijke drukte en smerigheid de rug toegekeerd hebben. Meteen de zinvolle voorbereiding op het schaars worden van olie, voedsel en materialen, met tegelijk de noodzakelijke drastische verkleining van onze ecologische voetafdruk.
De krimpstreken kunnen aldus gaan voorleven waar geleidelijk steeds meer mensen voor gaan voelen: een minder materialistisch ingestelde, onthaaste, warmere – kortom, meer intelligente samenleving!
Mocht u denken: hoe utopisch!, bezie dan eens de reacties op het huidige systeem die al overal in de wereld als alternatieve oplossingen gerealiseerd zijn. Dit vooral door de bewoners zelf, dus op grassroot niveau, maar ook vanuit de locale en provinciale overheden. Biologische landbouw en stadstuinbouw, locale voedselvoorziening, energieopwekking en recycling, bouwen met materialen uit de regio, buurtzorgcentra en locale kredietcoöperaties, bewegingen als Slow-Food, Slow-Cities en Transitiontowns – kortom, al die positieve, op de toekomst ingestelde ontwikkelingen waarover vooral Trouw geregeld bericht.

----------------------

Willem Hoogendijk, voorzitter van Stichting Aarde, is milieuactief vanaf 1970 met Aktie Strohalm en daarna met de Stichting Milieueducatie. Hij neemt nu deel aan de Alliantie voor een Fair & Green Deal (platformdse.org) en aan de groep rond het Franse tijdschrift Entropia, geheel gewijd aan krimp.
www.aarde.org
Brochure: Regionalisering van de economie – Medicijn voor vele kwalen! (2007)
-------------------------

Ot en Sienmaatschappij

Op het Springtijfestival (IMSA, Terschelling, sept. 2010) werd mij gevraagd om een beeld van de duurzame maatschappij. Als tegenwicht voor de optimistische techneuten en opgewekte groene doorgroeiers zei ik (een apostel van de krimp): een Ot-en-Sien samenleving. Er was geen boegeroep, maar wel geluiden van verontwaardiging en hilariteit.
Voor wie deze figuren uit een oud kinderboek niks zeggen: ik herinner me iets van kindertjes die op een vrij lege weg of straat tollen en knikkeren. Lage huizen met tuintjes. Idyllisch. Periode? Laten we zeggen: geschreven rond 1935. (Hadden ze ook iets te maken met Dik Trom? Ook zo’n kinderfiguur uit die tijd. Ander boek?)
Later bedacht ik me hoeveel maak-industrie er toen tegelijk nog was: we bouwden grote schepen, spoorwagons, vliegtuigen zelfs, de Rotterdamse haven liep al lekker, in Twente en Brabant draaiden nog textielfabrieken, we mijnden steenkool en de landbouw was nog divers.
Kijk eens in oude fotoboeken. Toen was er best veel politie overal op straat, en op het station waren er kruiers, ‘witkielen’ die hielpen met de bagage. Chauffeurs hadden bijrijders. De post werd twee- of zelfs driemaal per dag bezorgd. Er was overal veel personeel. Een leraar van een middelbare school verdiende genoeg om een intern dienstmeisje te hebben. (Zijn vrouw werkte niet, was vooral moeder en runde het huishouden.)

Mijn grote vraag: hoe was dit allemaal mogelijk?
En we leefden toen nog niet eens van de aardgasbel!
Wat ging er mis?
Economen, sociologen – graag antwoord.

Jan Blokker zei in de docu over hem: het was toen nog een vrij geëgaliseerde maatschappij.
De salarisverschillen waren nog niet wat ze nu zijn.
Nog even een herinnering inzake de omgang met materiaal: bij mijn niet-arme en niet-gierige grootouders werden de papieren boterhamzakjes na gebruik leeg gemaakt van de kruimels, opgevouwen en opgeborgen voor hergebruik. En bij het gaan eten in de eetkamer, gingen de lampen in de huiskamer uit. Nogmaals: welvarende, niet-schraperige, ja, royale mensen. Mijn ouders hadden ook nog die mentaliteit en omgang met de dingen.

Graag een verklaring.
En op naar die rustige Ot-en-Sien maatschappij, met weer veel maak-bedrijvigheid.

Willem Hoogendijk
December 2010
wh@aarde.org

Japanse ellende

De tsunami verwoestte onlangs een stuk Japan en duizenden levens. Het bijgekomen kernongeluk gooide er nog een enorme schep ellende bovenop. Maar het is NIKS vergeleken bij wat het moderne productie-geweld en het bijbehorende consumentisme wereldwijd elke dag onze Aarde aandoet...

Electrische auto - weg er mee!

“Wat? Hoe zo? Is er eindelijk een doorbraak op vervoersgebied, heb je weer kritiek!”
Ik verklaar. Vroeger bij Aktie Strohalm, de eerste milieugroep in ons land, opgericht in 1970, spraken we van oppervlakkig milieubehoud en diepe ecologie. (Deep ecology, maar niet de zweverige variant!) Men nam toen allerlei op zich goede maatregelen zoals minder fosfaat in de wasmiddelen, energiebesparing en voor de auto’s loodvrije benzine en naverbranders. Ook werd er wat nuttigs gedaan tegen de verdere aantasting van de ozonlaag en de bossen die van verzuring te lijden hadden. Prima allemaal. Maar wat écht nodig is om onze biosfeer een beetje te herstellen en nog wat over te laten voor onze achterkleinkinderen is een drastische materiele krimp van de economie, een drastische verkleining van onze ecologische voetafdruk. En de noodzakelijke bewustmaking daartoe werd nou net belemmerd door die halve maatregelen.
Zo is het nu ook met die alom geprezen elektrische auto en andere technische ontwikkelingen ten behoeve van de duurzaamheid. Bij Urgenda, op het Springtij Festival en recentelijk (2010)in de media werd en wordt met name nu de elektrische auto in het zonnetje gezet. Ten eerste wordt de doorgroei-economie er niet mee belemmerd - integendeel, leve de groene groei! Euforie bij de groene ondernemers en hun adviseurs. Ten tweede is er die ernstige belemmering van de verdere bewustmaking richting een veel soberder maatschappij.
Zeker, op zich is de elektrische auto een vooruitgang mits - ik herhaal: mits - de stroom milieuverantwoord wordt opgewekt. Maar er is ook zo iets als het beslag op materialen en op de ruimte. Zie de hele exploderende ruimtelijk ordening met stadsafbraak en de vernieling van platteland en natuur vanwege de auto. Een van mijn oneliners luidt dan ook: “De particuliere auto is een historische vergissing.”
Zoals wij ’t dus vroeger hadden over een oppervlakkige en diepe milieuaanpak, zo spreekt men nu ook wel van zachte en harde duurzaamheid. Wel nu, die elektrische auto met de euforie eromheen behoort tot de zachte duurzaamheidontwikkelingen die, als we niet oppassen, de Aardse wonden alleen maar meer zullen doen stinken. Op die manier: opgelazerd ermee!

Willem Hoogendijk
Stichting Aarde