dinsdag 13 september 2011

Weg met de vrijheid

"De Aarde sterft langzaam" hield koningin Beatrix ons voor in haar indrukwekkende kersttoespraak van 1988. Het was een reactie op wat premier Lubbers haar in de troonrede enkele maanden tevoren had laten zeggen, namelijk dat het wel beter ging met het milieu. En met de Aarde werd natuurlijk bedoeld wat onze planeet bijzonder maakt: de biosfeer, die uiterst dunne laag over de planeet waar wij het van moeten hebben.
Nu weten we dat onze levensvoorwaarden op onze planeet niet langzaam maar heel snel aan het verslechteren zijn. Zodanig dat we bijna van een collectieve zelfmoordexercitie van de mensheid kunnen spreken. In de woorden van klimaatwatcher Mark Lynas in zijn boek Zes graden over de opwarming: “We doen het niet expres, maar als we zoveel mogelijk leven op Aarde zouden willen vernietigen zouden we het niet beter kunnen aanpakken.”

Terwijl de ruimen van ons gehavende levensschip vollopen, wordt net als destijds op de Titanic bovendeks nog volop gedanst. We maken plezierreizen en kruiswoordpuzzels, we golfen, bingoën en funshoppen lustig door. Een half miljoen mensen komt kijken hoe raceauto's rondjes draaien in een binnenstad. De economie moet altijd maar doorgroeien, mede op basis van het consumentenvertrouwen. Dit staat voor: of we maar alsjeblieft willen blijven kopen en verkwisten.

Het bedrijfsleven heeft zich in de loop van de geschiedenis flink losgezongen van de maatschappij als geheel. Het ondernemersschap moet zo vrij mogelijk plaats vinden. Dat staat het dichtst bij de menselijke natuur zoals ingevuld door de élite rond 1800. Vond de liberale econoom Adam Smith toen niet dat de bakker, de slager en de brouwer de publieke zaak het beste konden dienen door zich uitsluitend op hun negotie te concentreren?
Het idee van de vrije burgerij in het algemeen werd vervolgens nog eens versterkt door haar opstand, overal in Europa, tegen ouderwetse monarchieën. Het lagere volk mocht af en toe een geweer in de hand gedrukt krijgen of zelf ter hand nemen om deze vrijheidsbeweging te steunen, verder bleef het er buiten. Het was te druk met werk vinden, werk houden en het halen van het eind van de week. Vrijheid? Iets voor de bazen!

Is dit verleden tijd? Kijk eens rond op zaterdagmiddag in de winkelcentra. De basis van de maatschappij – de Jan Splinters van Marcel van Dam naast de Henken en Ingrids van Wilders - loopt daar rond. Die mensen doen vaak het voor een samenleving essentiële, vaak laagwaardig genoemde werk. Meestal niet hoog opgeleid, druk met de dagelijkse beslommeringen en zorgen. Uit op koopjes. Tot over de oren gebonden aan werk, uitkering, basislasten en schulden. Vrijheid, waar? Ja, de vrijheid tussen schoenen zus of schoenen zo. Tussen twee weken Benidorm of de Algarve. Maar verder?

Denk ook eens aan de tijd van de Koude Oorlog. Wie kwamen hier uit Oost-Europa naar toe gevlucht? Mensen uit de bovenlaag. Die hadden last van de verschillende vrijheidsinperkingen. Niet Jan met de pet en zijn Marie. (Hé, nog twee proletariërs, oude nog wel!) Integendeel waren die vaak blij met hun betaalbare woning, hun baan en met gratis onderwijs en ziekenzorg. Vrijheid van meningsuiting, vergadering of vereniging - daar hadden zij niet direct een boodschap aan. Dat behoorde tot die andere wereld boven hen. Vandaar ook de maar langzaam tanende en ons verbazende aanhang die de resten van de communistische partijen in Oost-Europa nog hebben. Werd niet onlangs nog Stalin als belangrijkste Rus verkozen?

Even voor goed begrip: een kritisch woord over vrijheid betekent geenszins de ontkenning van haar waarde of de bagatellisering van haar regelmatige verkiezing tot Grootste Goed. Vrijheid is van groot belang waar het gaat om het afschudden van feodale machten, éénpartij-systemen, patronale uitbuiting of van patriarchale of religieuze onderdrukking. Van belang ook voor de individuele of groepsontwikkeling en zelfontplooiing.

Bedrijfsleven echt vrij?

Free enterprise? In de praktijk valt de vrijheid van het bedrijfsleven tegen. Rond 1900 was de omvormende liberale wind versterkt met die uit socialistische en progressief-christelijke hoek. Emancipatie, democratie en vakbonden rukten op en daarmee ook allerlei sociale regelingen. Verbod op kinderarbeid, inperking van het ontslagrecht en controle op de werkomstandigheden. In de jaren ’70 kwam die verdomde milieuzorg er nog bij met allerlei beperkingen. En ze gingen kijken of ondernemers zich ook in arme landen wel netjes gedroegen.
Veel meer geaccepteerd wordt in ondernemersland de druk die er van de investeerders uitgaat - een stille vennoot, de bank of aandeelhouders. Zeker, met geld kan je starten, volhouden of uitbreiden. Maar het betekent ook een soort slavernij. Ondernemers moeten steeds maar zorgen dat hun geldschieters voldoende gevoed worden. Anders trekken deze zich terug en dreigt faillissement. Groei moet immers. En wat te denken van filiaalmanagers of franchisehouders die te horen krijgen dat zij 10% meer omzet moeten zien te draaien of anders … Nee, met de vrijheid van de ondernemer valt het best tegen.

Geld werd de dominante productiefactor waarmee men zich de andere factoren kan aanschaffen. Geld moet werken, oftewel de kapitalen moeten accumuleren en zijn zo de economie gaan aandrijven. Zij hebben de bedrijvigheid in een houdgreep die niet misselijk is.
Met het systeem van verhandelbare aandelen is die financiële vrijheid wel heel groot geworden. Keynes wees al op de nadelen van de daarmee gepaard gaande scheiding tussen eigendom en verantwoordelijkheid. Aandeelhouders "lack altogether both knowledge and responsibility towards what they momentarily own."
De door het geld aangedreven productie, nog enorm versterkt door de bancaire geldschepping, heeft afzet nodig, en zo werd de koopkracht van de bevolking verhoogd. Fabrikant Ford zei bondig dat hij zijn mensen zo betaalde dat zij in ieder geval zijn auto's konden kopen. Die koopkrachtuitbreiding kon meteen aan de eis tot loonsverhoging voldoen die de vakbonden geregeld stelden. En voldoen aan de algemene wens tot welvaartsverbetering. De emancipatie werd zeker bevorderd door het ageren van liberalen, socialisten en progressieve christenen, maar de beslissende factor was wellicht toch de economie die omwille van de afzet meer koopkracht bij de mensen behoefde.

De oude, beproefde economie, gebaseerd op de vraag, was vervangen door een economie van het aanbod, ja van de opdring. Er kwam een imposante welvaartsverhoging, zeker. Maar ook een enorme verkwisting van energie, grondstoffen, materialen en natuur. Overheidsmaatregelen mochten vooral de groei niet in de weg staan. Het hele systeem werd afhankelijk van het scheppen van behoeften en dus van verspilling. De econoom Schumpeter deed er een roze lintje omheen door te spreken van 'creatieve destructie'.

Vrijhandel

Toen de burgers al behoorlijk gereduceerd - èn gepromoveerd! - waren tot oppassende werkers en consumenten en zo de financieel-liberale economie behoorlijk stevig in het zadel was gekomen, kon het kiesrecht algemeen worden. Vrijheid om te kiezen uit verschillende partijen die echter nagenoeg alle die economie omhelsden, wel mòesten omhelzen.
Bij die economie hoorde ook de vrijhandel. Had die niet overal bedrijvigheid gestimuleerd, efficiëntie bevorderd en nieuwe gebieden bij het wereldgebeuren betrokken? Het verhaal over de vrijhandel is, net als elk officieel verhaal, natuurlijk dat van de bovenlaag, bij ons en overzee; van hen die er beter van waren geworden of hopen te worden. Maar de aan de handel ten grondslag liggende kostenvergelijking klopt niet omdat we, ten gevolge van de kloof tussen bedrijfsleven en maatschappij, zijn gaan rekenen met veel te korte meetlatten. Er zijn talloze niet opgevoerde kosten, de zogenaamde externalities; en sociale en natuurwaarden werden niet of nauwelijks gewaardeerd. Dit nog afgezien ervan dat de eerste theoreticus van de vrijhandel, Ricardo (begin 19e eeuw), niet kon voorzien dat kapitaal en vervolgens ook arbeid zo mobiel zouden worden als nu het geval is.

Vooral die dominante productiefactor kapitaal heeft eerst binnenslands de boel omgeploegd en doet nu hetzelfde wereldwijd. We zien overal schaalvergroting, versnelling en intensivering met machines en chemie. Beproefde sociale structuren en productiewijzen leggen het loodje. Werkloosheid is structureel geworden. De moderne economie is kapitaal (geldschepping) plus olie plus extreme bescherming van de private eigendom.
De roep om wat meer regionale autonomie krijgt meteen het verwijt van protectionisme - de satan voor de vrijhandel. Maar wat er juist enorm beschermd wordt zijn die kapitaalstromen! Als er iets vrij is, zijn die het! "Het kapitaal stroomt de hele wereld over op zoek naar de hoogste opbrengst." (Marijnissen? Nee, Bolkestein! Volkskrant, 21-1-1984.) Het ploft ergens neer, werk brengend, en trekt dan weer weg, vaak sociale ontwrichting achterlatend. Ondertussen hopen de kapitalen zich op en concentreren zij zich. En hoe mobieler, hoe instabieler de economieën! Financiële vrijheid kan de bedrijvigheid flink minder vrij maken! De kredietcrisis van 2008 liet zien hoezeer het financiële domein zich van de reële economische wereld had losgezongen.

Geldaccumulatie betekent ook: minder geld elders. Gevolg is over- en onderontwikkeling. Meer (teveel?) op de ene plaats, minder op andere plaatsen. De binnenlandse migratie van de jongeren en werkers uit dorpen en kleine steden in de periferie naar de Randstad (metropool) is eigenlijk niet anders dan de migrantenstroom van arme (arm geworden?) landen naar rijke landen. Het heeft alles te maken met vrijheid. Meer rijkdom en vrijheid hier betekent minder vrijheid (minder werk, minder voorzieningen enz.) elders.
Ook binnen de metropool is 't het Grote Geld met zijn rendementseis dat de stad vorm geeft: appartementering in dure eenheden, snelle winkelomzetten of juist dure spullen en dergelijke. Het bepaalt zelfs voor een flink deel onze hele cultuur: meer TV-pulp voor de kijkcijfers en de advertentie-inkomsten, glossybladen vol artikelen en reclame over een levensstijl die ons rechtstreeks richting afgrond loodst. (Wanneer komt er eens opstand onder de weldenkende mensen?)

Zeker, weg uit het dorp of de wijk van je jeugd is ook vaak een bevrijding. Van enige sociale controle naar de geneugten van de grotere stad - zeg er eens nee tegen. De daarbij gepaard gaande verdere individualisering stemt mooi overeen met het streven van de moderne geldeconomie naar een zo klein mogelijke werk- en consumptie-eenheid: de individuele burger losgeweekt van wortels, familie en omgeving, klaar voor flexwerk en koopgoot.
De gemiddelde werker moet doen wat er bij staat. De titel van het boek De vrijheid gaat in het rood gekleed van Theun de Vries parafraserend: de vrijheid gaat in het brood gekneed.
Maar ook iemand als de bankier is een pion in het geheel die immers onze spaarcentjes van enige rente moet proberen te voorzien en ook zijn bedrijf overeind moet houden oftewel moet blijven groeien. Iedereen en alles de gevangene van de groeidwang en het korte-termijn rendement. Hetzelfde geldt voor grote ondernemingen die vaak als de zondebokken worden afgeschilderd, bijvoorbeeld door iemand als Noreen Hertz, terwijl het de context is waarbinnen ook zij moeten opereren en die voor de dwang tot groei en kostenminimalisering zorgt.

Zweep erover

Hoe is de situatie nu? De kapitalen zijn zeer vrij. De mensen met geld in principe ook; velen zijn er echter de slaaf van …. De burgers, die zich materieel niet veel zorgen hoeven te maken, hebben dus relatief veel vrijheid en vrijheden. Daarmee is het zelfs totaal uit de hand gelopen. Wat we ons denken te kunnen veroorloven ten opzichte van de natuur, onze naasten en ons nageslacht - we realiseren ons niet hoe fout en dom we bezig zijn. Ja, het is vooral onintelligent. En we worden dom gehouden door reclame, de meeste programma's op TV en radio en waarschijnlijk ook door het hele onderwijs. Dat laatste kan het ook niet helpen, moet ons immers klaarmaken voor de maatschappij, en daarin is geen ruimte voor echt vooruit kijken.
Onze hele officiële cultuur ronkt van de vrijheid. Maar vaak is er sprake van pseudo-vrijheid. "Wat wil je worden?" vragen we onze kinderen. Vrijheid? De maatschappij doet geen beroep meer op hen, heeft een groot deel van hen eigenlijk niet echt nodig, weet er geen weg mee. We zijn met teveel.

Relatief vrij zijn we vooral als consument, dat wil zeggen van dat wat dit economisch systeem ons aanbiedt. (Veel van wat belangrijk is niet voor handen of te duur!) We reizen overal maar heen - degenen die het kunnen betalen dan. We rijden gedachteloos auto; overigens vaak nodig als gevolg van de huidige ruimtelijke ordening en vervoerspolitiek. Snelheidslimieten en stoplichten zijn voor softies. Speedboten, raceauto's en sportbolides, 'P.C. Hooftstraattractoren', particuliere helihavens, luxe zeecruises en dergelijke - ze worden normaal gevonden. Voedsel wordt gemakkelijk weggegooid. Het afval gooien we lui en dom op één hoop. Te vaak blijft apparatuur op stand-by staan en blijven spaarlampen de hele tijd aan. We vinden het normaal dat er schoon water uit de kraan komt en de supermarkten vol liggen. Onze hele welvaart in het Noorden is gebaseerd op hen die overal in de wereld hun taak verrichten op de akkers en sawa's en in de werkplaatsen, fabrieken, mijnen en havens. Ook bij ons zijn het Polen die onze asperges steken, illegalen die onze tomaten plukken, nieuwe Nederlanders die onze kantoren schoon houden. Terwijl velen van ons maar gemakkelijke banen hebben of wat rondhannesen op een uitkering. Wat menen steeds meer mensen bij ons te kunnen zeggen, althans de mensen, zoals ikzelf en de meeste lezers van deze kwaliteitskrant, die niet met de rug tegen de muur staan? "Werk moet leuk zijn." Zijn wij een klootjesvolk zoals de Provo's ons destijds betitelden? Nee, we zijn nu, 50 jaar later, een strontverwend volksdeel geworden! Een categorie die er goed aan zou doen een onbarmhartige zweep over de eigen lamstralige rug te leggen.

Degenen die de vrijheid van de burger zo hoog hebben, halen er vaak algauw als complement verantwoordelijkheid bij. Een twee-eenheid moet dat dan zijn. Klinkt mooi, maar klopt dat wel? Als er een conflict is tussen vrijheid en verantwoordelijkheid - en dat gebeurt vaak - wint de vrijheid het meestal. Verantwoordelijkheid vraagt om een ethisch ingestelde burger, en ethiek krijgt het moeilijk als materiële zaken in het geding zijn. Zo is het ook in het groot met onze sociale verworvenheden. Deze komen al gauw op de tocht te staan als het met de economie wat minder gaat.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen lukt ook alleen maar zolang het bedrijf goed draait. Bedrijven streven tegenwoordig wel als doel de 3 p’s na – people, planet, profit – maar de hardste en dominerende factor is toch de laatste.

Ten behoeve van de vrijheid van de burger zet men zich vaak af tegen de overheid. Omwille van onze individuele vrijheid of van die van het bedrijf moet de overheid geen grote rol spelen. Maar juist die vrijheid, dat loskomen van het bedrijfsleven en de individuele burgers van de maatschappij heeft de noodzaak voor een overheid vergroot. De Engelse historicus John Griffith wijst erop dat er eind 19e en begin 20ste eeuw één grote wetgevende exercitie nodig was om het junglekapitalisme een beetje te fatsoeneren en reguleren, zeker ook in zijn eigen belang. Het is het afwentelen door het bedrijfsleven van talloze kosten -privatisering van de winsten, socialisering van de lasten - dat van de overheid zo'n grote overhead heeft gemaakt. Hetgeen vervolgens door hetzelfde bedrijfsleven voortdurend bekritiseerd wordt. En bij de individuele burgers houdt de verantwoordelijkheid meestal op als zij de voordeur uitgaan. Beetje vuil voor de deur? Reinigingsdienst bellen! De makke van de verzorgingsstaat.

De overheid, inclusief de wetgeving, is bedoeld als ons gezamenlijk, door ons zelf gemaakt, instrument om ons in het gareel te houden, ons aan onze verplichtingen jegens de publieke zaak te herinneren en om de dingen te doen die we alleen niet kunnen. De overheid als ons collectieve geweten en gedragscode, vergelijkbaar met de afspraken die binnen een gezin of op een werkvloer gemaakt worden.
Zo'n overheid moet uiteraard goed door de democratische organen gecontroleerd en aangestuurd blijven. De laatste decennia is de roep om minder overheid luider geworden. Maar de milieu-rampspoed, de sociale desintegratie en het sterk verminderde verantwoordelijkheidsgevoel van de burger hebben juist genoodzaakt tot meer regelgeving. En hoe meer ondernemers het in de groei-maar-door economie moeilijk krijgen en daardoor in conflict komen met terechte, ja noodzakelijke milieubescherming en sociale regels, hoe meer zij gaan roepen om een terugtredende overheid in plaats van bijvoorbeeld gezamenlijk de groeidwang, de gelddruk en onze ‘atomisering’aan te pakken.

Cultuuromslag

In deze tijd is er mijn inziens juist meer overheid nodig en een drastische inperking van onze vrijheden. Dit omwille van het milieu - draagvlak van elke economie, van het hele leven. Opwarming, vergiftiging, planten en dieren die verdwijnen, zoetwaterschaarste, stormen en droogten, bosbranden en boskap, gevaarlijke u.v.straling, onnodige honger, voedselschaarste en leeg geviste zeeën- moet er nog meer schade bij? Inperking van de vrijheid ook om sociale redenen, namelijk die van de welgestelden en élites ter verkleining van de kloof met de armen en gemarginaliseerden overal in de wereld. Daarbij nog een wankel gebleken financieel systeem, een op hol geslagen globalisering en een vaak oneerlijke wereldhandel - wat is er in hemelsnaam nog meer nodig om tot een grote omslag in ons denken en doen te komen, een cultuurrevolutie, een paradigmaverandering? Herman Wijffels stelde eens dat we geen tijdperk van verandering nodig hebben, maar een verandering van tijdperk.

Om te redden wat er nog te redden is, is er een minimale saamhorigheid nodig. Alleen samen in één bootje kunnen we de noodzakelijke collectieve inspanningen verrichten. Onhaalbaar? Nostalgie? De Amerikaanse econoom Herman Daly wijst erop dat de huidige economie vooral een beroep doet op onze ego-spieren. We hebben best ook sociale spieren, aldus Daly, maar die behoeven eerst weer enige oefening. Wellicht kan ook helpen als er materiele aanleidingen komen die ons nopen tot samenwerken. Zoals de arme vrouwen in de New Yorkse Bronx die aan de stadslandbouw gegaan zijn om het eind van de maand te halen. Mijn stichting bevordert ondermeer buurtmoestuinen waarin opeens mensen samenwerken die elkaar vroeger in het trappenhuis niet eens gedag zegden. De primatoloog Frans de Waal betoogde onlangs op de TV dat, net als bij zijn mensapen, er in de mens een diepe kern van socialiteit is en dat deze de basis vormt van zijn moraliteit.

Laat ik konkreet worden. Voor de overleving van ons en ander leven op Aarde is met name nodig de drastische verkleining van onze druk op het milieu, de verkleining van onze 'ecologische voetafdruk'. Regionalisering van de economie, hier en elders. Meer zelfvoorziening overal, met als basis de biologische landbouw. Veel minder transport en im- en export. Het geldsysteem getemd: van meester weer een dienaar. Think globally, act locally. Een global village met beheerste handel, wat minder reizen maar volop internet. En iedereen naar vermogen aan het werk, gevarieerd werk.

Een bevrijding van de groeidwang en de rendementszweep of een bevrijding van vele jaren hetzelfde werk doen - zou een intelligente, gekalmeerde economie dan juist niet méér vrijheid opleveren? Moeten we wat van onze individuele vrijheid als consument afstaan voor wat meer collectieve vrijheid om vorm aan ons leven en de economie te kunnen geven? Een beetje minder liberté zou inderdaad de fraternité en de égalité ten goede komen.
Is een bevrijdings(sic!)beweging nodig om de catastrofale en lege vrijheid van nu in te ruilen voor perspectiefvolle vrijheid? Om een onverantwoorde vrijheid van een deel van de bevolking in te ruilen voor een verantwoorde vrijheid voor allen? Van de grachtengordel en Oud-Zuid in Amsterdam een beetje naar Slotervaart en de Bijlmer aldaar? Een bevrijdingsbeweging voor echte, duurzame vrijheid?

De versobering hoeft niet te leiden tot een saaie maatschappij. Zeker niet, als we bedenken hoe de huidige economie van ons allen eenheidsworst heeft gemaakt en van ons land een doods uniform terrein zoals Ceauşescu van Roemenie probeerde te maken. We kunnen ons integendeel uitleven in vaardigheden en ambachten, in gezond voedsel produceren en lekker eten, in mooi gekleed gaan, zoals geschetst door William Morris, voorloper van de Liberty(sic)stijl. Ons uitleven in wedstrijden, zoals die andere utopist Charles Fourier aanbeval: dansen, touwtrekken, wie heeft de mooiste pompoenen gekweekt. Modern: wie de mooiste website heeft ontworpen. Ons uitleven, ook, in de ontwikkeling van kennis en milieuvriendelijke technieken (onze kennis van de natuur en van ons lichaam kunnen we gerust nog primitief noemen). Zoals we nu opvoeden kan stukken beter. Filosofie en psychologie komen er nog bekaaid af. Zoals ook muziek maken, zingen, dansen, sporten en toneel spelen. Weer samen leven vereist een leerschool. Voor verdieping van de democratie is ook training nodig. Net als voor echt duurzame bedrijvigheid. We gaan weer evenveel contact met de buren krijgen als met de verre internetcontacten.
Afijn, genoeg aantrekkelijke, spannende en minder materiele compensatie voor de dringend noodzakelijke versobering, met benzine, vlees en verre vakanties wellicht op de bon en soms een lege plek in het winkelschap.

Fantasie? Onhaalbaar? Nee, want de nieuwe maatschappij wordt in de oude geboren. Overal in de wereld zijn er flinke scheuren in het heersende sociaal-economische beton gekomen. Overal komen er in die scheuren groene plantjes op: de alternatieve oplossingen die de mensen als reactie en ter overleving zelf ontwikkelen. Op allerlei gebieden: energie, voedsel, bouwen, zorg, onderwijs, financiering, beslissen, samenleven. Zet die eens bij elkaar, en je hebt een complete utopie! De stimulering van die alternatieven is dringend nodig, tegelijk met een drastische versobering van de economieën en leefstijlen van de rijke landen. Want zoals het nu gaat, sterft de Aarde. Aan onze vrijheid.


Utrecht, sept. 2005. Nagelopen okt. 2010
Email: wh@aarde.org Site : www.aarde.org
Tekst oa. gebruikt bij de economiecursussen van Voor de Verandering.
Basispublikatie van de auteur: The Economic Revolution – Towards a sustainable future by freeing the economy from money-making. 1991, reprint 1993. Samenvatting in de brochure Zeker werk en verantwoord ondernemen – Naar een duurzame samenleving door kalmering en schakering van onze bedrijvigheid. 1994. Voorwoord Anton Westerlaken, CNV. Recent: Om het Naakte Bestaan. ISBN 978 90 6224 493 5
Willem Hoogendijk is milieuactief vanaf 1970 met Aktie Strohalm en daarna met de Stichting Milieueducatie. Hij neemt nu deel aan de denktank Voor de Verandering – Alternatieven voor het neoliberalisme, aan de Alliantie voor een Fair & Green Deal en aan de Franse groep rond het tijdschrift Entropia – revue de la décroissance.