vrijdag 16 september 2011

De groote Oorlog

Bij toeval kwam ik een nummer van dat blad tegen, gewijd aan de eerste wereldoorlog. Ik had Remarque gelezen. En een van de aangrijpendste films vond ik altijd Paths of Glory, waarin een Franse kapitein –Kirk Douglas – het voor zijn mannen opneemt tegen de generaals die hen onbezonnen op de Duitse mitrailleurs hadden afgestuurd. Twee soldaten hadden het als weinigen overleefd door bijtijds terug te keren, waarop de generaals hen als lafaards wilden executeren. Dit als afschrikkend voorbeeld naar andere soldaten, maar eigenlijk om hun eigen fout te maskeren. De film was lange tijd verboden in Frankrijk. Zoals ook het liedje van Mouloudji: “Je n’aime pas la guerre, je ne veux pas la faire.” Verder moest ik denken aan de tekeningen van Belgische families die toen naar ons land vluchtten, vastgelegd door schilders als Leo Gestel, Jan Toorop en Jan Sluijters.
Nee, zulk werk heb ik niet in mijn bescheiden kunstcollectie. Wat heeft daarin wel met de groote oorlog te maken? ging ik me afvragen.


Een fraaie aquarel van Diana, godin van de jacht, compleet met hert en hoorn, gevat in de typische Jugendstil-boog. Gemaakt door een in Frankrijk wonende Italiaan, Richard Carniel. Hij streed samen met de Fransen als ‘engagé volontaire’ in het Garibaldi-legioen en bleef ‘mort au champ d’honneur’ in 1915. Zou hij liggen op de verwaarloosde begraafplaats van Italiaanse soldaten bij Soupir (!) waar Martin Bril eens in een column van gerept had?


Verder een grote houtsnede van een in de lage landen werkzaam geweeste Amerikaan, Joe Raphael. Hij verbeeldt uitgebreid de in beslagname van Belgische paarden door de Duitsers op de Parvis St. Pierre te Ukkel (Brussel) in 1915. (Mijn inziens hoort dat werk in een Brussels museum thuis.)


Tenslotte een aardewerk bordje (Gouda) waarop een sinaasappelboom met daaronder een accordeon spelende Hollander en een moeder met een kind dat een Belgisch vlaggetje ophoudt. Opschrift: ‘Sous l’oranger pas de danger.’ Op de rand van het bord Nederlandse en Belgische vlaggen en de jaartallen 1914 en 191? Toen het bord gemaakt werd rekende men dus op een afloop vóór 1920! Hetgeen geschiedde!

Willem Hoogendijk
Gepubliceerd in het blad De Groote Oorlog, maart 2010.

dinsdag 13 september 2011

Nederland in 2030

HOE NEDERLAND ER IN 2030 UIT ZIET, als wij dat zouden willen....

Van een kille maatschappij naar een warme samenleving

We schrijven begin 21ste eeuw. De ecologische aftakeling voltrekt zich steeds duidelijker. Het draagvlak van elke economie, van alle leven, is bezig enorm in te krimpen, af te brokkelen. Vergelijk ons mensen op een stalen schip dat op volle zee bezig is zijn klinknagels te verliezen. Maar, zoals op de Titanic, speelt in de salon het orkestje door. Orkestje? Een immense bak verdovende middelen wordt elke dag over de passagiers uitgestort, van stamp muziek tot sussende overheidspraat, van reclame tot soaps, van economische geloofs-leerstukken tot intellectuele prietpraat, van opgefokte DJ's tot dominees en journalisten-die-niet-doorvragen. En we houden onze haard brandend met het speelgoed van onze kinderen. Daarbij is er zich een schandelijke en angstige sociale desintegratie aan het voltrekken en wordt de kloof tussen arm en rijk groter, zowel nationaal als mondiaal.
Maar het kan ook anders! Overal in de wereld komen de reacties en alternatieven uit de scheuren in het asfalt en beton naar boven. Zet ze eens bij elkaar, en je hebt al een complete utopie! Wat volgt is grotendeels op hen gebaseerd, wellicht hier en daar wat doorgetrokken. Ons land in 2030.

Werk

Iedereen werkt. Naar vermogen. Zoveel mensen zoveel banen. Het woord uitkering is verdwenen. Zo ook de werkloosheid. Er is een basisinkomen, met daartegenover productieve taken en zorgtaken. Voor iedereen, ook voor bobo's. Motto: wie van de Aarde en de maatschappij neemt, dient ook aan deze beide terug te geven.
De schadelijke, maar met welvaart omklede aanbod-, ja opdringeconomie werd vervangen door een economie afgesteld op de vraag, een vraag die binnen de milieugrenzen blijft.
We produceren alleen wat we nodig hebben, en dat zo milieuvriendelijk mogelijk. Het idiote en schadelijke systeem van voortdurend produceren is afgeschaft, behalve natuurlijk voor zaken die we elke dag verbruiken zoals brood, melk, krant, stroom, zorg en onderwijs.
Er zijn dus beroepen die een volle baan vereisen. Maar vele werkers zijn niet meer afhankelijk van het wel en wee van één product dat voortdurend in de markt gedrukt moet worden, nuttig of niet, gewenst of niet. Deze werkers hebben meerdere banen waaruit zij hun loon halen. (Zie verder hierna onder Productie/consumptie.)
Maar voor iedereen geldt: naast de baan of banen mee doen aan sociale taken al naar gelang beschikbare tijd: wijkonderhoud, zorgverlening, opvoeding. En in de gemeenschapsproductie: helpen bij de oogst, bij de energieopwekking, bij de recycling, e.d. Die taken vallen onder de gemeenten.
Door milieugebruik wèl te belasten en arbeid niet meer (van belasting op toegevoegde waarde naar belasting op onttrokken waarde) zijn er overal banen voor extra controleurs in het openbaar vervoer, voor bijrijders op vrachtauto’s, voor chauffeursdiensten, voor extra krachten in de bedrijven enz.
Het opstarten van bedrijfjes is sterk vergemakkelijkt. Wie een voorstel doet, komt bij de economische commissie in de gemeente terecht. Daarin zijn ook banken vertegenwoordigd. Die commissie oordeelt over de nuttigheid of aantrekkelijkheid van de voorgestelde activiteit en natuurlijk hoe het zal worden uitgevoerd. Goedkope leningen worden vervolgens verstrekt, soms zelfs startsubsidies, en ruimte ter beschikking gesteld. De beloning voor de lening of de investering kan schommelen; de vraag naar het product kan immers schommelen; minder verkocht, dan ook minder geld naar de investeerders. Hoeft het bedrijf niet meteen te sluiten bij wat minder omzet. De economie werd dus geflexibiliseerd, met zowel flexibele werkgelegenheid als flexibele kapitaalbeloning. Arbeid wordt niet langer gedomineerd door kapitaal; kapitaal is dienaar geworden, geen machtsmiddel meer maar slechts faciliterend. We komen er op terug onder Productie/consumptie.

Biologische landbouw

Basisactiviteit in ons land is de biologische landbouw: grondextensief, arbeidsintensief, gezond, natuur sparend. Een overgangssubsidie van voldoende duur en de omscholing van de agrariërs maakten dit mogelijk. Ook de menselijke fecaliën worden weer als mest gebruikt; meteen veel minder watervervuiling en het fosfaat (dat snel opraakte!) blijft langer in een kringloop. De snoeken, heggen en grutto's komen weer terug, de eitjes van de koolmezen komen weer uit. De destijds nagestreefde 'ecologische hoofdstructuur' is nu min of meer vanzelf ontstaan. Van heinde en verre komen mensen het 'natuurpark Nederland' bekijken; groen, veilig, sociaal. (Allemaal steenrijke buitenlanders willen er komen wonen, maar dan geldt het 'Eigen volk eerst'...) ( = alle hier duurzaam verblijvenden!)
NB. Dit was een grote stap vooruit na het creëren van natuurgebieden (Gelderse Poort, Oostvaardersplassen, N.W. Overijssel, plan Ooievaar) in een verder vervuilend land zoals we eind vorige eeuw deden!
Men eet zoveel mogelijk volgens het seizoen en uit de streek. Stedelingen helpen de boeren in drukke periodes. Bijna verdwenen groente- en fruitsoorten van hier zijn specialiteiten geworden waardoor er minder behoefte is aan niet-seizoensgebonden voedsel en voedsel van ver weg.
Het afbouw- en ombouwprogramma van en voor de veefabrieken (bio-industrie toen genoemd) loopt volgens schema, maar voor velen nog te traag.

Weer een SAMENleving

Ja, de veiligheid is er groot. De deuren van huizen en auto's hoeven niet meer op slot. Waarom? Omdat de koek veel eerlijker verdeeld wordt. De welvaartverschillen zijn klein. Er is veel verschil in levenswijze, maar op het materiële vlak is er veel meer gelijkheid dan nu. Er wordt meer samengewerkt. De mensen zitten economisch aan elkaar vast (destijds ook, maar nu is het openlijker, op kleinere, meer zichtbare schaal). Dus is er minder behoefte om zich af te zetten tegen anderen. Criminaliteit krijgt veel minder kans. Er is meer sociale controle. Soms wel eens vervelend, maar toch fijner dan de eenzaamheid en risico’s van toen. Vanuit 2030 zien we duidelijk dat de individualisering toen enorm was doorgeslagen.
Onze zorg houdt niet langer op bij de voordeur. De buurt, het dorp, de stad, het hele land is van ons, is dus ook onze zorg. De kille maatschappij is immers een warme SAMENleving geworden. We nemen allen onze verantwoordelijkheid. We zorgen goed voor de buren en andere medebewoners. En ook voor de straat, de trein, de bus, de bomen, het straatmeubilair. Bushaltes, telefooncellen en kunstwerken blijven heel. We weten nu immers: het zijn onze eigen spullen, en we beheren ze voor ons nageslacht.
De kleine en regionale schaal heeft de democratie weer zeer hersteld. Alles is veel overzichtelijker en de mensen kunnen direct invloed uitoefenen over de gang van zaken. De markt is weer ingebed in de gemeenschap. Met de kleinere, regionale schaal waren we in één klap uit het dilemma: vrij ondernemersschap of planeconomie. Zo ook uit de spanning: individueel belang <> algemeen belang.
Het was in de wereld een rotzooitje geworden met gestolen goederen, ongecontroleerde waar en dieren, criminele bendes, drugs- en wapensmokkel, zwart geld, vrouwenhandel, verspreiding van ziekten, e.d. Maar tegelijk proberen we de grenzen open te houden. Dat valt nog steeds niet altijd mee.
Met de integratie van mensen uit het buitenland afkomstig is het beter gegaan dan we rond 2000 dachten. Onder andere kwam er zowel van de kant van Moslims als van de ‘oud-Nederlandse’ kant meer begrip en tolerantie; en de nieuwe werkverdeling bevorderde het ‘iedereen erbij’. Iedereen bedrijvig in de meer van onszelf geworden economie bracht de mensen bij elkaar, en dat werkte veel beter dan het gepreek over solidariteit dat onze leiders vroeger plachten te doen.

Kalmer aan

Wat we nu ook zien, is onze verwendheid van toen. Toen ergerden we ons meteen als de trein wat vertraging had of als we in een rij moesten wachten of als er iets op was in de winkel. We stonden graag meteen op onze rechten. We waren toen vaak onbeleefd tegen elkaar, het duidelijkst in het ver¬keer: driftige ettertjes meestal. Nu, in 2030 gaat alles veel relaxter. Er is meer tijd voor alles en we nemen veel meer tijd voor alles. Die onthaasting werd overigens al eind vorige eeuw bepleit.

Vervoer

Door een andere ruimtelijke ordening (wonen, werken en recre‘ren weer dichter bij elkaar), een gedecentraliseerde economie en een leukere woonomgeving is er minder noodzaak tot vervoer en behoefte aan mobiliteit. Fiets en openbaar vervoer staan centraal, het 'autosysteem' is getemd en aanvullend geworden.
Dat temmen geschiedde via rekening rijden en distributie van parkeerkaarten. Ook met de distributie van benzine, autogas en dieselolie, de olie was immers erg schaars geworden. Oversteekplaatsen voor voetgangers zijn er overal in de stad. Er zijn verder autoloze zondagen. Geruisloze auto's en motoren (maar wel met waarschuwingsbelletjes als bij Zwitserse koeien). Bussen en auto's op gas of elektrisch. Minder gecross en autorally's. Geen motoren voor plezier meer op de binnenwateren. Je kunt pas je rijbewijs halen vanaf je 23ste, behalve als je in een buitengebied woont of moet autorijden vanwege beroep of invaliditeit. Jongeren fietsen meer, wat meteen hun gezondheid bevordert.
Het vliegverkeer is ook ingedamd. Op kerosine is flinke accijns. Het gesleep met goederen over de hele wereld is drastisch teruggebracht door de ontwikkeling van weer wat meer zelfvoorziening overal ter wereld. En vliegvakanties zijn ook op de bon. Wie meer wil vliegen, moet punten van een ander kopen, net als met autobrandstof.

Energie

Alles dreef op de olie en andere fossiele brandstoffen; de rijke landen waren aan de olie verslaafd geraakt. Alles raakte ingericht op olie-genoeg en dus op veel-mobiliteit. De weer toegenomen koolstof in onze atmosfeer zorgde voor een omkering van het evolutionaire proces waaraan wij mensen nu juist ons leven te danken hadden! Het was juist de zogenaamde vooruitgang die de klok terugzette!
Vandaar een enorme energiebesparing en slimmere systemen van energie doorgeven. De meeste huizen en gebouwen zijn goed geïsoleerd en hebben zonnepanelen (zonnecellen; werden steeds goedkoper).
Energiebesparing was sterk doorgevoerd. Mede door inkrimping van de productie en het vervoer gebruiken we nu inderdaad 20% van wat we in 2000 verbruikten. Er is veel windenergie, niet alleen voor stroom, ook hier en daar op het platteland voor directe aandrijving. (Dat maakt meteen de bedrijvigheid levendig: "Mensen, het gaat waaien. Nu zagen!") Productieprocessen werden zuinig gemaakt. Het aardgas is bijna op en er mag geen CO2 meer extra de lucht in, dus we moeten zuinig zijn. Voor de kassen wordt nu ondergrondse warmteopslag gebruikt. Samen met enkele Noord-Afrikaanse landen heeft Europa daar geconcentreerde zonnecentrales neergezet die elektriciteit leveren.
Oh ja, de nacht is weer in ere hersteld. Het is 's avonds na 10 uur weer donker en meer mensen dan vroeger gaan dan naar bed. Wat dat niet scheelt in energiegebruik! (Voor de 'Klap van Doel' – dat ernstige ongeluk in de kerncentrale bij Antwerpen - was dat niet zo'n probleem omdat je met kernenergie 's nachts een overcapaciteit hebt. Daarom ook dat België vroeger ’s nachts nagenoeg geheel verlicht was...)

Wonen

Er is veel meer gelegenheid tot bedrijvigheid in de woonomgeving. In ecologische huizenblokken en wijken, sterk ‘eetbaar’gemaakt, wonen allerlei soorten mensen en leeftijden door elkaar. Op veilige binnenterreinen passen de thuiszitters - vaak opa's en oma's - overdag op de kleine kinderen terwijl de ouders werken. De ouderen dragen zo aan de jongeren hun ervaring over, waaronder allerlei vaardigheden en ambachten. (Grijze haren betekent weer: van die kun je wat leren...)
Er zijn vele maatregelen tegen lawaai genomen. Zo kun je bij TV-toestellen de bas zachter zetten. Lawaaiige motoren zijn taboe.

Bouwen

Er is sinds 2010 weinig meer bijgebouwd. (De crisis van toen had daarbij geholpen.) Afgedankte gebouwen werden niet meer zo gauw gesloopt maar aangepast, de verwende vernieuwingsdrift van destijds ("het gebouw is ouderwets geworden") is geluwd. Op creatieve wijze kregen vele gebouwen een nieuwe bestemming. Nieuwbouw werd vèr- en ombouw.
Er wonen meer mensen in de huizen. (Er is een soepele regeling zodat mensen, die niet bij elkaar blijken te passen, niet bij elkaar hoeven te blijven.)
Vele garages en garageboxen zijn kleine bedrijfsruimten geworden. Als er nog gebouwd wordt, is het overwegend met baksteen die immers, als je met de goede cementmix werkt, ook recyclebaar is.
De stad is weer op adem gekomen door het temmen van het autoverkeer. Er zijn nu slimmere toeleveringssystemen zodat er minder grote vrachtauto’s nodig zijn.
Er is veel groen, ook vele moestuinen, notenbomen e.d., dus wat dient als voedsel (de ‘eetbare’ stad). Monumenten worden zorgvuldig behoed. Belangrijk: de grond werd gecollectiviseerd. Dit blijkt ook de verworteling van de mensen te bevorderen.



Opvoeding/onderwijs

De opvoeding van jongeren is weer de taak van de hele wijk, van het hele dorp (Afrikaans gezegde!). Voor jeugd in de pubertijd zijn er volop uitleef-mogelijkheden die ook meteen nuttig zijn: slopen en bouwen, wateren uitbaggeren, visvijvers onderhouden, koeriersdiensten verrichten, e.d. De TV is ontdaan van geweldfilms, clips waarin de vrouw slechts object van de man is en andere normverlagende pulp.
De schoolklassen zijn groepen van slechts 15 kinderen. (Begin van de eeuw waren er veel baanlozen - onder anderen vele werkloze psychologen - dus dat kon gauw geregeld worden...) Op de scholen wordt niet alleen meer geleerd, er wordt ook leuke, nuttige handarbeid verricht en meer gesport. Dit blijkt ook de intellectuele prestaties ten goede te komen.
Trouwens, er is weer zo iets als de oude ambachtschool. Je hebt nu eenmaal mensen die echte doeners zijn en mensen met twee linker handen die echter goed zijn in uitdenken en plannen. De denkers worden niet beter beloond, dus is er niet meer dat gekke verschil tussen intellectuelen en anderen, tussen witte en blauwe boorden, tussen laag- en hoogwaardige arbeid. Die ambachtscholen hebben ook een buurtfunctie, voor reparatie van kleren en spullen en voor de scholing van volwassenen.
Er wordt aan uitgebreide en aantrekkelijke volksopvoeding gedaan. Weer – want die was in het midden van de vorige eeuw vruchtbaar gebleken en door de ‘leerlingen’ zeer gewaardeerd, zowel in socialistische als in christelijke kring. Leren met elkaar omgaan, en contact krijgen met muziek, boeken, theater en andere kunsten en met een stukje van de wereldgeschiedenis en -cultuur.
Rond de eeuwwisseling was het alles kenniseconomie wat de klok sloeg. Daarmee zouden we in de mondiale concurrentie het hoofd boven water kunnen houden. We hebben inderdaad nog wel enkele specialiteiten, technologische toppers waar we trots op zijn. Maar het hele onderwijs, tot en met de universiteiten en wetenschappelijke instituten, werd verder toch gericht op het huidige tijdperk van overleving, geregionaliseerde en solidaire economie en ecologisch en sociaal herstel, mondiaal.

Productie/consumptie

Er wordt stevig ge-ecotaxed, zodat vuile, schadelijke en onnodige producten en processen op de terugtocht zijn. Arbeid werd fiscaal ontlast, gebruik van milieu, energie en materiaal werd sterk belast. Veel meer mensen zijn direct betrokken bij de productie en consumptie voor henzelf, zodat tamelijk schone, streekgebonden kringloopeconomieën zijn ontstaan. (Bijvoorbeeld komt onze ontlasting niet meer in het water maar gaat het na een tijdje het land weer op, als mest. Zo hebben onze voorouders het duizenden jaren lang volgehouden en gebeurde het nog in de meeste gebieden van de wereld. Of de mest wordt gebruikt voor biogas.)
Onze koeien hebben niet meer zulke lange nekken: ze leven niet meer van voer uit Azië en Amerika.... Helemaal streven we nu naar wat meer zelfvoorziening voor zoveel mogelijk producten. Zo zijn de 'cashcrop' producerende landen ook weer aan hun eigen behoeften toegekomen: ze produceren nu weer meer voor de eigen markt. Net zoals onze eigen cashcrops zijn gekalmeerd: bloemen, vlees, zuivel, vis, transport, waterbouw, kunststoffen, chemie.
De overheid wordt gezien als ook een producent, namelijk van vele nuttige en gewaardeerde diensten. Overdreven bureaucratie werd effectief bestreden. Vele com-mercialiseringen van eind vorige eeuw (privatiseringen noemden ze dat: water, energie, spoorwegen, post, gezondheidszorg) zijn teruggedraaid, maar wel meteen omgezet in semi-commerciële bedrijven: zeer efficiënt gemaakt, maar niet om de winst. Prettige sfeer, klant gericht, en er wordt tegelijk flink aangepakt!
Ook de reclame is getemd. Veel TV- en radioreclame, bijvoorbeeld, is consumenten-voorlichting geworden. Het is niet meer zoals vroeger dat de rijkste het hardste kan schreeuwen. Op straat is er ook minder reclame.
De aanbodeconomie werd dus vervangen door een economie afgesteld op de vraag. Het (grote) geld oefent niet langer een eenzijdige druk uit op de bedrijvigheid, domineert niet langer de arbeid. Als een goede fabriek wat minder afzet, gaat 'ie nog niet meteen richting malaise. Integendeel, er wordt weer naar behoefte geproduceerd, niet om de winst. Dus zijn schommelingen in productie en verkoop weer normaal. De werkgelegenheid is geflexibiliseerd (zie onder Werk; een begin werd al gemaakt eind vorige eeuw, met uitzendbureaus en freelancers - toen nog in een verkeerde context, namelijk ter meerdere glorie van het ongeremde, door het geld aangedreven productivisme).
Zo werd ook de kapitaalbeloning geflexibiliseerd. Minder vis gevangen of stoelen verkocht? Dan betaalt de visserman of de stoelenfabrikant hun geldschieters ook minder. Door het wegvallen van de overdreven verdien-druk is de concurrentie weer kalmer geworden en kunnen ondernemers verantwoordelijk ondernemen.
Voor bedrijfskredieten zijn er gemeentelijke, provinciale of nationale commissies waarin ook banken als adviseurs zitten. Die commissies, bestaande uit gekozen volksvertegenwoordigers, geven dus richting aan de economie die aldus gedemocratiseerd werd. Zij gaan ook over de sociale taken (zie onder Werk) waar iedereen een bijdrage aan levert.
Het meeste geld was vroeger het geld dat banken schiepen op basis van kredieten. Voor de rente moest extra geproduceerd worden. Het was een groei-aandrijver. Die bancaire geldschepping werd dus sterk beperkt. Lenen voor consumptieve uitgaven wordt ontmoedigd (banken mogen daar ook geen reclame meer voor maken).
Omdat er streekgebonden, gedecentraliseerde economieën zijn (inclusief spaarkassen, verzekeringsmaatschappijen en pensi¬oenfondsen), blijft het geld veel meer in de eigen streek circuleren, wordt zo de eigen economische bedrijvigheid gestimuleerd en blijft de plaatselijke koopkracht behouden. Buurtbanken worden door de bewoners democratisch bestuurd. Geld is zo van meester dienaar geworden.
De grote verandering was dus dat de economie meer van en voor de mensen werd.

Gezondheid

Het was rond de eeuwwisseling, ondanks verbeteringen, toch slecht gegaan met de lucht- en waterkwaliteit en die van het courante voedsel. Milieuziekten groeiden explosief ('chemische sluipsloop'), omdat ze zo laat herkend en erkend werden. Er was, na de eeuwwisseling, gelukkig onder wetenschappers een soort opstand tegen de milieuverloedering, de sociale ontreddering en de blindheid van de politici ontstaan. De artsen hadden zich het hardst geroerd. Die moesten immers al die milieupatiënten telkens weer proberen op te lappen. Die opstand had als gevolg dat er eindelijk rigoureuze maatregelen kwamen tegen de vervuiling en vergiftiging en dat lucht en water beduidend opknapten. En daarmee de gezondheid van mensen, dieren en planten.
Omdat de haast- en prestatiemaatschappij gekalmeerd was, kwamen stress, burn-outs en depressiviteit – en de daar aan gerelateerde ziekten - veel minder voor.
Begin deze eeuw was alcohol een groeiend probleem geworden (tot en met jongeren die zich in een coma zopen) terwijl ook het getolereerde soft-drugsgebruik enigszins bedorven werd omdat het spul zo sterk werd . Er is toen een grote campagne opgezet om de mensen, en met name de jeugd, weer op een gezonder spoor te krijgen. Dat lukte en ook hierbij speelde de verandering in de maatschappij – iedereen erbij, iedereen gewaardeerd – een grote rol.
Detail: iedereen heeft nu een medisch paspoort waarin ziekten worden bijgehouden, wat er aan haar of hem verdokterd is, hoe zij/hij leeft, werk- en woonomstandigheid e.d. Zo is er een veel beter inzicht gekomen in ziekmakende omstandigheden en kon de preventie veel beter ontwikkeld worden.
Aan de gezondheid van dieren wordt ook steeds meer aandacht gegeven.

Communicatie

Na de eeuwwisseling was er, onder druk van het Grote Geld, nog een verdere verhaasting en schaalvergroting van de bedrijvigheid geprobeerd, met nog meer wegen, nog snellere treinen, nog meer vliegen. Dat is gelukkig allemaal teruggedraaid door de kredietcrisis (2008) en de daarop volgende depressie. Daarbij nog de steeds meer voelbare klimaatontregeling, die 'Klap van Doel' en de oprakende olie. Het opraken van fosfaat en de vermindering van de bijenstand hadden ook de daadkracht voor echte duurzaamheid bevorderd.
Men kwam er ook achter dat je met de elektronische snelwegen wel leuk (en duur) kon communiceren de wereld over, maar dat je ermee nog niet de aardappelen uit de grond en op je bord krijgt. En pas laat besefte men hoeveel energie internet verbruikt.
Ook bemerkte men dat de elektronische spelletjes en de digitale TV wel leuk waren maar in wezen de mensen nog meer passief en geïsoleerd hielden. Op een gegeven ogenblik kwam men weer vanachter de beeldschermen vandaan en ging men overal het 'live' contact herstellen. Nu is er zich een evenwicht aan het vormen in de levens van de mensen tussen 'live' en virtueel.
Het TV-kijken en het gamen werden ook minder door de opkomende activiteiten en verlevendiging van stadswijk en dorp. Deze verlevendiging verminderde ook de behoefte aan vakanties en recreatie ver weg. Bovendien werden radio, TV, krant en elektronische netwerken ècht activerend: na bepaalde programma's en artikelen volgen adressen of worden de mensen opgeroepen elkaar meteen te ontmoe¬ten in het eigen wijk- of dorpscentrum of nabije kroeg en samen aan de slag te gaan met het behandelde onderwerp, als men dat wil.

Kortom

Het is dus echt think globally, act locally. Na de eeuwwisse¬ling was men overal in de wereld gaan begrijpen dat een wereldgemeenschap het best kon ontstaan op basis van, en vanuit, streken die overal enigszins zelfvoorzienend zijn. En juist niet door de arbeidsdeling en de wereldhandel maar steeds verder op te voeren. Zo werd ook de globalisering gekalmeerd en aldus gezonder, met zowel eerlijke als evenwichtige handel.
Door de omslag bij ons en in verschillende andere Europese landen ging men elders in de wereld niet langer het oude 'noordelijke' groei-maar-door en het-kan-niet-op model volgen. Verkwisting werd bestreden. Overal ging de locale economie weer bloeien.
De ‘vergroende’ landen in de wereld – het lijkt alsof de mensen daar in 2030 overal wat tevredener zijn geworden. Competitie, jaloezie, strijd en ellebogenwerk (allemaal beetje normaal, nietwaar) - we houden het binnen de perken van onze gemeenschappen. De gemeenschappen houden ook wedstrijden onder elkaar: wie maakt de lekkerste confituren, wie wint 't met verspringen, wie heeft het slimste computerprogramma gemaakt, welke zonneboiler is het meest effectief, wie maakt het mooiste ontwerp voor een huis e.d. De grafieken over alcohol- en drugsgebruik, vandalisme, zinloos geweld, zelfmoorden en misdaad, die zo sterk opliepen rond de eeuwwisseling, zijn allemaal weer flink aan het dalen.

Heel gewoon: ons bestaan is weer zinvol geworden. We gaan een goede richting op ("Dit is pas het begin!"). En we kunnen allemaal mede vorm geven aan de samenleving en de hele cultuur.




Dromerij? Zoals het nu gaat met onze maatschappij, gaan we snel richting afgrond. Bovendien: veel van de genoemde leukere en slimmere oplossingen bestaan al in de wereld! En vele mensen gaan al in de richting van onthaasting en versobering.
Maar de nieuwe samenleving komt niet vanzelf.
Sluit je aan bij een progressieve natuur- of milieuorganisatie, en word daar actief voor. Of word actief in je wijk of dorp, bijvoorbeeld met transitiontowns. Of in een progressieve partij. Via de kerk of in een levensbeschouwende club die de geschetste richting in wil. In de sociale hoek is er ook genoeg te doen.
Wijzelf dromen van een brede culturele beweging, een beweging voor leven, overleven en samenleven. Buiten-parle¬mentair (want dan niet meteen gekleurd en gebonden aan de korte termijn). Bezielend, inspirerend, moed gevend. Met een intelligente, regio-gebaseerde economie als samenbindende basis.
Wees bereid er iets voor te doen, financieel en/of actief. En verspreid dit verhaal.
Zonder jou is geen verandering mogelijk !

NEDERLAND ANDERS (website in opbouw)
p/a Stichting De Appelboom
Postbus 533
3500 AM Utrecht
ING rekeningnr van de stichting: 74442 (Donaties zeer welkom!)

'Aftrapper' Willem Hoogendijk is oa. auteur van Economie Ondersteboven, een eenvoudig boek voor iedereen met een kritische analyse. € 9 overmaken naar boven vermelde rekening van Stg De Appelboom m.v.v. EO.
Voor het vervolg, De Grote Ommekeer, twee delen met oplossingen: € 14 overmaken m.v.v. DGO.
Artikelen ook aan te vragen, over regionalisering, globalisering en het geldsysteem.
Zie www.aarde.org Aldaar ook een bestellijst.


Recent (2010): Om het Naakte Bestaan (9.95 euro. ISBN 978-90-6224-493-5.). Via de post: 12.60 euro op bovenstaande ING rek. o.v.v. ONB

Neo-liberaal denken

Globalisering is goed. Als we de vrije markt zijn werk laten doen, komt het vanzelf goed met de mensen en de mensenrechten. (Frits Bolkestein)

Liberaal, als een aal. (Multatuli)

Zeer in vogelvlucht zijn hier wat basisfeiten over de ontwikkeling van de economische theorie en over de grondleggers van het economisch liberalisme bij elkaar gezet. Deze tekst diende als bijlage voor de cursus 'Solidaire economie' van Voor de Verandering (zie: http://www.globalternatives.nl)
Geschreven nog voor de kredietcrisis van 2008. Deze zagen wij, kapitalisme-kritici, anti-doorgroeiers c.s., aankomen, wij, die altijd al spraken van de ontstane, Westerse ballon-economie die een keer zou barsten.


Het is vooraf handig om te bedenken dat historische ontwikkelingen en culturele ‘klimaten’ vaak bepalend zijn voor de economische theorievorming. Denk aan de Verlichting, de handelsoorlogen tussen Spanje, Engeland en Holland, de vrijheidsstrijd van de Verenigde Staten en Frankrijk, de handelsblokkade van Napoleon, de industriële revolutie, de liberale strijd tegen de koningsmacht, de afschaffing van de slavernij, de 1ste Wereldoorlog, de emancipatie van de arbeidersklasse e.d.

Terzijde: In mijn boek begin ik eigenlijk met Aristoteles (die het ontstaan van kapitalisten meemaakte en zich keerde tegen ‘met geld geld maken’, dus ook tegen rente) en vermeld ik ook de franse filosofen Pascal en Montaigne. Zij hebben namelijk gemeen te pleiten voor het streven, niet naar een beter leven (naar als- maar-meer) maar naar het goede leven. Tegenwoordig komt dat weer een beetje in zwang, bijvoorbeeld bij de ‘cultural creatives’.
Daar gaan we dan. Ongeveer te beginnen bij Smith.

Lange tijd was de economie mercantilistisch. Een markteconomie, beschermd en geholpen door de staat (van protegerende invoerrechten en graanwetten tot blokkades en oorlogen) en met handel als voornaamste activiteit. Een land moest zien meer te exporteren dan te importeren. Edelmetalen (geld) en later wissels (het eerste papiergeld!) waren de belangrijke ruilmiddelen en werden ook machtsmiddelen. Dit ook omdat grond en arbeid eveneens marktgoederen werden (The Great Transformation, beschreven door Karl Polany).

Een Schotse leraar, Adam Smith (1723-1790), publiceert een boek Moral Sentiments, waarin hij benadrukt dat een markt ingebed dient te zijn in een gemeenschap, met waarden en normen als kenmerken.
Later in zijn leven schrijft hij wat werd het basisboek van de klassieke economische leer: The Wealth of Nations. Smith beschrijft enthousiast het aloude marktmechanisme. Bijvoorbeeld: is er vraag naar iets? Dan komen er meer aanbieders van dat iets en gaat de prijs vanzelf omlaag. Het economische verkeer wordt als door een onzichtbare hand geregeld. Mensen in vrijheid volgen hun natuurlijke neigingen. Ondernemers moeten alleen hun eigen belang in de gaten houden, dan komt het vanzelf wel goed met het algemene belang, met de maatschappij. Hier de grondslag van het liberale laisser-faire en dus van zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis. Maar Smith vindt wel dat de markt ingebed moet zijn in regels en normen. Dus geen totale vrijheid zoals er later van wordt gemaakt.

Sinds de 18e eeuw werd erover gefilosofeerd of de mens in wezen goed is (Rousseau) of slecht (Hobbes: De mens is de mens een wolf.) De Britse schrijver T.S. Eliot zou later (met enige ironie?) concluderen over de liberale markt: ”Een systeem zo volmaakt dat niemand meer goed hoeft te zijn.”
Aan de hand van de beschrijving van de productie van spelden, onderstreept Smith voorts het belang van specialisatie oftewel arbeidsdeling om productie en de hele economie efficiënt te maken. Hij ontwikkelt ook de arbeidswaardeleer: het is vooral de arbeid die waarde creëert. Met zijn idee van een vrije markt keert Smith zich ook tegen afspraken tussen ondernemers en tegen monopolies zoals de Engelse VOC, de East India Company. De anti-monopolistische politiek zit altijd wel in de (neo)liberale benadering; vanwege de vrijheid van de markt en de mooie mechanismen die daarin werken.

De industriële revolutie voltrok zich – rond 1800 in Engeland - en productie werd belangrijker dan handel. De kooplieden van weleer waren producenten geworden. De ambachtelijke ateliers werden grote fabrieken, en machines namen veel werk over. Zodanig zelfs dat arbeiders machines kapot gingen maken: de Luddieten-beweging. Waar de macht nog in handen was van feodale en klerikale heren en machten, ging deze over op de bourgeoisie, gevormd door producenten, geldbezitters, groothandelaars en hen ondersteunende, hoge notabelen en kerkbonzen. Utopisten als de Fransman Charles Fourier hekelden het winstbejag en de trucs van commercanten (expres failliet gaan e.d.). Hij en bijv. Saint Simon en Owen stonden productieve gemeenschappen voor, gebaseerd op de nauwe samenwerking van de deelnemers. (In ons land begin 20ste eeuw geprobeerd door Frederik van Eeden met ‘Walden’.)

Smith’s leer werd verder ontwikkeld door David Ricardo (1772-1823), de briljante zoon (van een Hollandse beursman?) uit een joods-Portugese familie, door zijn huwelijk met een Quaker vervreemd van zijn familie. Hij vulde de klassieke leer aan met een theorie over lonen. Daarbij keerde hij zich tegen de hier en daar bestaande armenondersteuning en loonaanvulling door de overheid. Hij werkte ook de theorie van het vergelijkende kostenvoordeel uit die al aan specialisatie/arbeidsdeling ten grondslag lag. Hij nam als voorbeeld de lakenproductie in Engeland en de wijnproductie in Portugal. Het zou, op basis van kostenvergelijking, onvoordelig zijn voor Engeland wijn te gaan maken en Portugal laken. Zo werd Ricardo de vader van de internationale vrijhandel. Later ging men ook met het principe van de vergelijkende kosten het vrije kapitaalsverkeer verdedigen. Maar in Ricardo’s tijd was er nog nauwelijks sprake van de moderne kapitaalsmobiliteit. Om deze met Ricardo te rechtvaardigen: ‘too illogical for words’, zoals de hedendaagse Amerikaanse econoom Herman Daly het zegt. Over de huidige vrijhandel zou Ricardo zich in zijn graf omdraaien. Zowel bij Ricardo als al eerder bij Smith moet kapitaal ‘thuis’ blijven, juist ook in het belang van de bezitter.

Had Smith vooral de totale welvaart van een land voor ogen, John Stuart Mill (1806-1873) vulde hem aan door in te gaan op de verdeling van de welvaart. Dat kon niet overgelaten worden aan een onzichtbare regulator; dat moest gedaan worden door menselijk ingrijpen. Hij stond daarom wat dit betreft overheidsbemoeienis voor. We zouden hem nu misschien enigszins socialistisch noemen. Interessant voor onze tijd is dat hij er ook op wees dat economieën, net als natuurlijke systemen, eerst groeien maar daarna, om de natuur niet langer geweld aan te doen, beter kunnen overgaan op een ‘stationary state’ om zich verder kwalitatief uit te bouwen. Hij wijst ook op de achterstelling van vrouwen.

De arbeidswaardeleer komt bij Karl Marx (1818-1883) centraal te staan en vormt, naast het ethische aspect, munitie voor de strijd van Arbeid tegen Kapitaal. Het kapitaal, immers, eigent zich de hele tijd het waardesurplus, gecreëerd door arbeid, toe en accumuleert daardoor tot een enorme macht. Daartegenover dient een arbeidersmacht op te staan om de kapitaalsmacht uit te schakelen (klassenstrijd). Maar de gang naar het socialisme en de afschaffing van de staat moet wel eerst dòòr het kapitalisme heen. Het hoofdwerk van Marx heet Das Kapital en zijn ideeën worden nog altijd behandeld in de economieboeken. Een rustige sociaal-democraat als prof. Heertje erkent dat we nog altijd Marx nodig hebben om de huidige tijd van kapitaalsmacht, schaalvergroting en mondialisering te verstaan.

Het bekende communistische manifest van Marx en Engels, waarin – inderdaad! - onze tijd wordt beschreven alsof de schrijvers over onze moderne schouders de wereld van nu inkijken, vond bij publicatie (1845) nauwelijks gehoor. Er was in West-Europa wat anders aan de hand. Onder invloed van de Amerikaanse en Franse vrijheidsstrijd was er een democratische wind in Europa gaan waaien. Liberalen ijverden zich overal om de koningsmacht in te perken en stelden parlementen in, in ons land met Thorbecke. Daarna kwam de bekommernis met mensenrechten op (slavernij, kinderarbeid) en begon de emancipatie van de arbeidersklasse.

Werd in de klassieke leer de kapitaalinvestering nog als een belangrijke stimulator gezien (Ricardo, Mill), de rol van het geld, centraal in het mercantilisme als Zichtbare Hand, raakte geleidelijk ondergesneeuwd. Geld werd slechts gezien als neutraal, een facilitator, als smeerolie van de economische machine. Het kwam de bourgeoisie, in een tijd van opkomende democratiseringswind (19e eeuw), wel goed uit dat hun machtsmiddel – het geld - aldus wat gecamoufleerd werd. Vandaar dat de aangepaste klassieke of neoklassieke leer de officiële leer werd, met een standbeeld voor (een hier en daar wat uitgeklede) Adam Smith. (Zoals bekend wordt het belang van de heersende klasse meestal de heersende mening.)
In de hedendaagse terminologie gaat de camouflage door, namelijk door, naast van het financiële kapitaal te spreken van fysiek kapitaal en menselijk kapitaal, terwijl toch de eerste de dominerende van de drie is, waarmee je immers de beide andere kunt kopen of huren.

De Zwitserse econoom Hans Chr. Binswanger: “De rol van het geld werd als het ware met een katapult uit de theorie weggeschoten, terwijl de praktijk mercantilistisch bleef.” (Geld und Natur, 1991)

Het geld van de bourgeoisie moest meer worden, dus ‘werken’, dus produceren en de producten zien te verkopen. Er ontstond een produceer ’geweld’, vooral eerst van kapitaalgoederen: machines, mijnbouw, schepen, spoorwegen. De oude vraageconomie was een aanbodeconomie geworden, aangedreven door het geld, later ook door de emancipatie & democratisering (richting onze verzorgings- en consumptiemaatschappij). De Franse econoom Jean B. Say kon uitleggen dat een eventueel goederenoverschot t.z.t. toch wel door de markt geabsorbeerd zou worden. So no problem ….

Het liberale gedachtegoed kreeg een belangrijke katalysator in de persoon van Alfred Marshall (1824-1924) wiens Principles of Economics in 1890 verscheen en HET economieboek werd. Marshall meende dat het kapitalisme de gewone man en vrouw zou verheffen, en vele mensen zullen later bevestigen dat dat ook klopt.
Vanwege de vrije markt was ook hij tegen monopolie-vorming. (Heden ook nog de taak van onze Mededingingsautoriteit en in de EU met een speciale commissaris.) Marshall had het over een ‘economy of scale’. Vertaling? Optimale economie? Groei-door economie? Was hij een navolger van Léon Walras die vooral in evenwichten dacht: vraag-aanbod, geldmassa-goederenhoeveelheid? Marshall stond vast groei voor, maar zag geen groeidwang. De leer was: groei wordt gegenereerd door meer mensen, meer wensen, nieuwe markten, technologische ontwikkeling. Het geld erachter? Dooie hoek! Neutrale facilitator.
NB. Het evenwichten-model van Walras: weer een voorbeeld van de afwijking van de theorie ten opzichte van de praktijk van door-groei. (Ik ben nog zwak in Walras. Nog te checken. Sorry. WH)

De Oostenrijker Joseph Schumpeter (1883-1950) bewonderde Marx. Hij kreeg economische cycli in de gaten, lange en kortere. Innovaties stonden bij hem centraal. En expansie. Een neergang zag hij dan als ‘creatieve destructie’, waarna weer nieuwe opleving kwam.

Een ernstige deuk liep de liberale theorie op door de beurskrach van 1929. Deze begon in New York en had gevolgen op vele delen van de wereld in de vorm van een ernstige recessie die miljoenen werkloos maakte en in de armoede dreef. Daardoor kwam er ruimte voor andere ideeën over economie, aangevoerd door de Britse econoom (en halve filosoof, net als Smith trouwens) John Maynard Keynes (1883-1946). Ook hij schreef een baanbrekend boek: General Theory of Employment, Interest and Money (1936). Keynes bepleit juist een actieve rol van de overheid bij het reguleren van de nationale en internationale economie en is daarmee een van de vaders van de verzorgingsstaat, omarmd vooral door sociaal-democraten en socialisten. In een tijd van recessie, adviseerde Keynes, moet de overheid publieke aanbestedingen doen om de economie met zulke geldinjecties weer leven in te blazen. Zo ontstond bij ons bijvoorbeeld het Amsterdamse Bos, het resultaat van een van de werklozenprojecten in de crisistijd. Later ging men deze Keynesiaanse politiek weer verlaten omdat daarbij het gevaar van inflatie altijd op de loer lag.
Keynes werd ook later (meteen na W.O. II) de architect van de Bretton Woods instituties zoals de Wereldbank en het Internationale Monetaire Fonds. Maar zij werden niet geëquipeerd zoals hij wilde vanwege obstructie vanuit de USA.
Meebelever van de ernstige crisistijd die in 1929 begon en een decennium aanhield, stond Keynes, aanvankelijk zeer geporteerd voor vrijhandel, een behoorlijke mate van zelfvoorziening voor. Ook kon hij behoorlijk uithalen tegen speculanten, hekelde hij het aandelensysteem en zette hij vraagtekens bij rente als dat alleen maar zorgde dat een rijke nog rijker werd. (Hij bepleitte de ‘euthanasie van de rentenier’.) Hij wilde a.h.w. het kapitalisme bevrijden van … kapitalisten! (Ik beroep me nog al eens op Keynes, span hem voor mijn kar; zeker in kringen waar Marx nog werkt als een rode lap op een stier.)

Waren de anarchisten en communisten ervan overtuigd dat het kapitaal getemd diende te worden en de arbeid bevrijd van het geldjuk, de sociaal-democraten sloten een pakt met het kapitalisme en vestigden, met de wind van Keynes’ ideeën in de rug, de verzorgingsstaat. Kiesrecht voor allen, de 8-uren werkdag, erkenning van vakbonden – geen misselijke verworvenheden. De koopkracht onder brede lagen van de bevolking nam toe. Dat kwam goed uit, want de alsmaar draaiende fabrieken moeten ook alsmaar hun spullen kwijt. Men kan ook zeggen (speculatie van mij…) dat de emancipatie historisch kon worden toegestaan cq. worden ontwikkeld cq. zich kon ontwikkelen toen de economie dringend behoefte kreeg aan meer koopkracht onder de bevolking. Hetgeen eenvoudig kon worden verwerkelijkt door de geldcirculatie uit te breiden over grotere delen van de bevolking. (Is er weer een Onzichtbare Hand bezig? Een Grand Design in de economie?)

Men ging – we zitten nu ongeveer na W.O. II - onderscheiden de anglo-amerikaanse versie van het kapitalisme (wat rauw: makkelijk ontslag (hire and fire), lage uitkeringen if at all, e.d.) en de Rijnlandse versie (oa. met ontslagbescherming, een fraai sociaal vangnet e.d.) zoals vooral verwerkelijkt in Duitsland, Nederland en Scandinavië. Maar bij een beetje zwaar economisch weer stonden de Rijnlandse verworvenheden meteen op de tocht. Het Kapitaal bleef de Arbeid overheersen. En de factor Arbeid, daar was de fut wat uit geraakt. De eigen krant en omroep waren verdwenen, de vakbond werd minder populair, de eigen voormannen bleken goed op de kapitalistische winkel te kunnen passen. Was de sociaal-democratie aan haar eigen succes bezweken? Daar lijkt het wel op.

De kapitalistische economie met haar liberale leer kon wijzen op het verdwijnen van veenhutten en kelderwoningen, van kinderarbeid en andere uitbuiting. Op de toegenomen welvaart, op beter onderwijs enz. Op superieure technologie en produktiekracht die bijv. in de oorlog hun diensten bewezen hadden; dit zeker ook ten dienste van Europa. Dit en de Koude Oorlog daarna plus nog een falend Sovjet-systeem en ook nog de stroom van indrukwekkende Amerikaanse consumptiegoederen – het is bij elkaar zeker van invloed (geweest) op het denken over economie en enige bewondering voor de V.S. en het vrije ondernemen en handelen.
Echter, als je naar de huidige sociale toestand in de V.S. kijkt, moet je toch concluderen dat het in de brede verhoogde welvaartsniveau bij ons toch vooral te danken is aan het door sociaal- en christendemocraten en links-liberalen gecorrigeerde kapitalisme: het Rijnlandse model.

Een oorzaak van de economische expansie moet nog belicht worden: de bancaire geldcreatie. Op basis van voorgenomen productie kan de ondernemer geld lenen van de bank. De bank opent gewoon een rekening of verhoogt de kredietruimte van de ondernemer. Het is geld gemaakt uit het niets (fiat money), maar het veroorzaakt geen inflatie want er staan toekomstige marktgoederen tegenover. Ook voor consumptieve uitgaven kan men lenen, of er zijn ruime afbetalingsmogelijkheden.
(Richard Douthwaite (Short Circuit): Geldschepping, ooit het prerogatief van de koning of de staat, is nu het recht van private banken.) Door de geldschepping werd en wordt de economische activiteit enorm opgestuwd. Met de rente op deze leningen worden de banken alsmaar rijker. Die rente vereist trouwens ook extra productie.
Binswanger: Dat bankkrediet komt in de maatschappij (huur of aankoop van gebouwen, machines, grondstoffen en mensen) en zal t.z.t. voor de nodige koopkracht zorgen die de geproduceerde goederen, als ze op de markt komen, zal afnemen. Geld gaat aan de vraag vooraf. De meestertruc (List der Vernunft) van het kapitalisme.

“Kapitalen trekken de wereld over op zoek naar de hoogste opbrengst”, constateerde VVD-voorman Bolkestein (1984) terwijl linkse partijen nog aan het nationale neuzelen waren. De concurrentie en de schaalvergroting namen alsmaar toe. Ook de multinationale ondernemingen (MNO’s) concurreren zwaar met elkaar. Om grondstoffen en markten, om andere bedrijven op te kopen e.d. Ook is er grote wedijver op technologische gebied. De MNO’s hebben veel geld nodig voor hun instandhouding en expansie. En om te zorgen dat hun aandeelhouders en andere geldschieters niet weglopen. (NB. In een groei-economie geldt voor elke onderneming, groot of klein: meegroeien of verdwijnen.) In dit licht, in zo’n harde wereld, is het duidelijk dat het Anglo-Amerikaanse model het beter doet dan het Rijnlandse. Daarom dat het Rijnlandse het altijd te verduren krijgt bij economische tegenwind. Die wordt dan gewoon te duur! En kweekt softies, werkschuwen. Vandaar dat er bij ons, na de periode Den Uyl/Club van Rome (= enig opkomend groen bewustzijn), er ‘no-nonsense’ werd geroepen en gepraktizeerd (Lubbers, Kok c.s.).

Vandaar dat opkwam de Chicago School met Milton Friedman (1912-2006) als voorname woordvoerder, ja propagandist. Geheel in de neoklassieke leer tegen elk overheidsingrijpen in de economie. Tegen bemoeienis met de arbeidsmarkt, tegen vakbondsmacht, minimumloon, werkloosheidsuitkeringen, controle op huren, e.d.
De Chicago Boys huldigden de kwantitatieve geldtheorie (verworpen door Keynes): variaties in de geldhoeveelheid worden opgevangen door identieke variatie in de prijzen. Geld is dus neutraal. Vandaar dat de mensen van de Chicago School monetaristen worden genoemd. Friedman kreeg de Nobelprijs.
Inflatie lag in de moderne economie, met haar economies-of-scale, altijd op de loer; vandaar alleen een beetje controle op het geld via hantering van de centrale rentevoet. Denk aan de persaandacht die mensen als Greenspan, chef van de US Federal Bank, en Duisenberg van de Europese Centrale Bank kregen: “Wat gaat u met de rente doen, meneer de president?”

Had Friedman vooral invloed op de US-regering, op Thatcher c.s. en het hele liberale veld had vooral invloed Friedrich von Hayek (Oostenrijk, 1899-1992). Een neoliberale steunpilaar van indrukwekkende afmetingen, vergelijkbaar met wat Keynes betekende voor de sociaal-democraten en links-liberalen. Want Hayek zette een filosofische bodem onder het liberale gedachtegoed. Anti Keynes dus, tegen elk interventionisme vanuit de overheid, dus tegen de verzorgingsstaat. Voor flexibilisering van de arbeidsmarkt, verzwakking van de vakbonden, deregulering en privatisering. Hayek, begrijp ik, had weinig vertrouwen in bewuste menselijke besluitvorming en dus in ‘s mensen plannenmakerij. Vandaar zijn heilig vertrouwen in de marktwerking, onbewust ontstaan over zovele jaren. Een spontane orde, zoals taal, moraal en het recht.
Hayek richtte in 1947 de invloedrijke liberale Club van Mont-Pelerin op (waarin niet alleen economen). Later werd Friedman er nog voorzitter van. Hayek werd ook Nobel beprijsd.
Het echec van de Sovjet-economie heeft vast een rol gespeeld en zeker ook de na-oorlogse stemming van: samen-plannen-maken (bij ons het ontstaan van de PvdA als doorbraakpartij, in Engeland de winst van Labour.)

Naar aanleiding hiervan: er zijn mensen die het kapitalisme en de concurrentie verdedigen met het argument dat dat stelsel het beste past bij de menselijke natuur. Natuurlijk heeft men dan weer de Westerse, verïndividualiseerde mens op het oog. Ik zeg wel eens: de kapitalistische economie heeft de mens zo omgeschapen/gekneed dat men vervolgens kan zeggen: Zie, de mens heeft zich een economie naar zijn natuur geschapen.

Mijn kritiek op Hayek is dat hij, zoals zovelen (vooral academici; en maar les geven, publiceren en lezingen houden, verdorie!), dat hij geen oog heeft voor de geldmacht en de pervertering van de markt daardoor. Zijn markt is zoals je nog vindt in kleine Zuid-Europese plaatsen en in het Afrikaanse en Aziatische binnenland. Ingebed in gemeenschappen. Nog ver van de cash-economy. (Voor een ingezonden brief tegen hem, zie de bijlage.)

Nog even over multinationals (MNO’s): mijn visie wijkt dus wat af van die van een David Korten of een Noreena Hertz die hen afschilderen als machtige organisaties met relatief veel vrijheid om te handelen. Deze kijk verhult m.i. de aandrijverij vanuit het geld erachter dat die vrijheid beperkt. Ook de MNO’s zitten in het door kapitalen aangedreven keurslijf van moeten-groeien, van groeidwang. De context, waarbinnen ook zij moeten opereren, moet m.i. veranderen (vandaar dat mijn boek heet: The Economic Revolution - 1991) en dit wordt verhuld door hen die de MNO’s zoveel macht toekennen of de schuld van alles geven.

De economische verwevenheid is ook enorm geworden. Een Deens dorp heeft een eigen windgenerator, maar zou die niet zelf kunnen maken. De onderdelen komen van heinde en ver. Nederland is een groot-investeerder in de V.S. Dus een deel van de surplus-waarde van de arbeid van de Amerikaanse werkers komt in ons land terecht. Enz. Enz. The World is Flat. (Boek van Thomas Friedman.)

Bekende regeringsleiders die de neoliberale visie en praktijk omhelsden (tamelijk begrijpelijk in mijn visie. Er was ook een peperdure wapenwedloop…) waren Reagan (V.S.) en Thatcher (U.K.). Reaganomics werd zelfs een term, en ook het Thatcherisme. Je rijk rekenen met te korte meetlatten, beperk de vakbondsmacht, milieu-wat-is-dat? en een te sociale politiek kweekt watjes. Doe mee aan de wereldhandel! Maar wel op onze termen. Onze kapitalen komen jullie ontginnen; pardon: beschaven. IMF, Wereldbank en WHO – ze werden allemaal in deze richting opgetuigd. Tevreden ontwikkelingslanden (vooral de elites daar?), maar ook vele huilende! Gebakken peren all over the world.

We zien nu bij ons weer enig gejojo: eerst verzorgingsstaatpolitiek, dan rechts kabinet strenger, minder Rijnlands. Daarna weer een verschuiving naar links met meteen de waarschuwing vanuit de VVD: die gaan teveel uitgeven.
De Waterlandstichting met Paul de Beer, Dick Pels c.s. schreef onlangs een sociaal-kapitalistisch manifest waarin gepleit wordt voor stevige herinstallatie van het Rijnlandse model. M.i. naïef, want geen oog voor de groeidwang en geen werkelijke temming van het Grote Geld, laat staan een bevrijding van de arbeid. (Mijn beknopte kritiek op het manifest bij mij op te vragen. Zo beknopt, vonden de Waterlanders, dat ze hem niet op hun website plaatsten… Smoes?)

De kredietcrisis van 2007 liet iets zien van de enorme hoeveelheden geld die over de wereld heen en weer trekken en die zich geheel losgezongen hebben van de reële economie van productie en consumptie. In de financiële sfeer gaat vele malen meer geld om dan in de reële.

Afsluitend: een heersende theorie of gedachtegoed is dat van de heersers. En dat niet alleen: het klopt met de harde werkelijkheid, hun harde werkelijkheid.
Maar de werkelijke macht erachter wordt verdoezeld of niet gezien of normaal gevonden. Bijv. die groeidwang – komt niet voor in de boeken. Maar is mooi wel de daagse praktijk en ervaring van elke ondernemer!
Er is dus een boel onthullends te doen. En moed gevend.
Het komt neer – mijn stokpaardje - op een bevrijding van de ondernemer, de werknemer en de hele bedrijvigheid, de hele economie!
Maar nu zitten we in een ander verhaal.

Willem Hoogendijk Februari 2007
(wat haastig concept nog, met hulp van Kees Hudig, Geoffrey Whitehead’s Economics made simple, en Gilles Dostaler in een dossier van Le Monde Diplo)

Dit werd geschreven n.a.v. het neo-liberale verhaal van Kees van Voor de Verandering – economiecursus. Zijn verhaal is okee, maar voor mij niet eventjes op kleine punten aan te vullen of te corrigeren, zoals hij vroeg. Bijv. het Wikepedia-verhaal over mercantilisme leek me teveel geschreven met een neoliberale pen. Ook een Friedman zou ik niet gauw hardvochtig willen noemen. Misschien een lieve man die het beste met de economie voorheeft! Een vijandige benadering (begrijpelijk!!) kan hier depolitiseren t.a.v. de CONTEXT waarin ook zulke mensen moeten werken.
Ik denk ook aan die Tilburgse docent van Fontys die een niet al te subjectief verhaal wenst. Vandaar mijn verhaal.
Bij Kees zeker elementen die ik nog in mijn verhaal zou willen incorporeren. Of omgekeerd! Laat ik graag aan een derde over.

Naschrift: Alternatieve economen: Hans Chr. Binswanger (CH), Richard Douthwaite (EIR), Bernard Lietaer (Be), James Robertson (UK), Herman Daly (USA), Serge Latouche (F), Hans Diefenbacher (D), Willem Hoogendijk (Nl), etc.

Hazel Henderson (USA-Ethical Markets): ”Geef een willekeurige groep studenten een basiscursus economie, en ze hebben een hersenbeschadiging voor het leven opgelopen.”

A propos: Hierna nog de voornaamste kritiekpunten op de heersende economie-theorie.





Economische theorie werkt versluierend:

● (Neo)klassieke theorie kwam te liggen over praktijk die mercantilistisch bleef

● Dominantie van de productiefactor geldkapitaal versluierd.
Geld zou slechts volgen, faciliteren, reguleren, niet aandrijven

● Kapitaalverschaffer voorgesteld als spaarder die afziet van consumptie of liquide zijn,
dus een offer brengt

• Natuur gereduceerd tot hulpmiddel;
en de mens tot arbeidskracht of consument

• Evenwichtsmodellen maskeren de groei(dwang)

• Ricardo's vrijhandel (op basis van kostenvergelijking) voorzag niet de latere mobiliteit van kapitaal en arbeid

• Verwervingseconomie voorgesteld als verzorgingseconomie

• Productiemaatschappij voorgesteld als consumptiemaatschappij

• Verheerlijking van de marktwerking

• Korte meetlatten
(milieu, sociaal, zorg e.d. tellen niet of minder. BNP vaak incompleet/misleidend.)

• Dominantie bedrijfseconomische niveau;
veel economieonderwijs ook vooral bedrijfseconomie

• Mens vooral als (begerig) individu beschouwd, en rationeel handelend ((homo economicus)




Er is een typisch liberaal verhaal over het ontstaan van het kapitalisme. Dat vertelt dat in een dorp of stam opeens iemand harder ging werken en/of iets uitvond waarmee hij rijker werd dan de anderen. En dat geld dan verder doet werken: anderen voor hem laten werken, zijn bedrijf uitbreiden, de gebruikte techniek verder ontwikkelt.
Wat er scheef aan dit verhaal is, dat die persoon dan opeens geen gemeenschapsmens meer zou zijn, zich enigszins losgemaakt zou hebben van zijn dorp of stam (zonder welke hij niet echt zou kunnen blijven leven!). Dat liberale verhaal gaat op voor als gemeenschappen al uit elkaar gevallen zijn, voor als mensen gereduceerd zijn tot individuen.
Bijlage


Klassiek-liberalisme

Een voorvader van mij – hij was beheerder van een postkantoor - begon in de 19e eeuw een machinefabriek. Enkele familieleden en vrienden fourneerden het geld. Elke ochtend om 6 uur ging de eigenaar samen met zijn arbeiders op klompen de 'piep' in, zoals ze in Twente een fabriek - naar haar schoorsteenpijp - noemden. Zijn vrouw liep geregeld door de hallen, informeerde bij de werkers naar hun gezondheid en die van hun vrouw, naar de schoolprestaties van hun kinderen en gaf, waar mogelijk, raad. Het echtpaar en hun nazaten zetten goede woonwijken op voor hun mensen, met scholen en een gezondheidsdienst. Het werd een goed sociaal familiebedrijf. De socialist Ger Harmsen (was hoogleraar in Groningen) gaf er een ruim-voldoende aan.
Een eeuw of zo later echter kwam het bedrijf, zoals dat vaak gaat in een kapitalistische groei-economie, aan de bank en moest het naar de beurs. Managers kwamen erin en de laatste Stork werd met een comfortabele handdruk de tennisbaan opgestuurd.
Vele voorzieningen, die het bedrijf eerst zelf droeg, werden afgeschoven naar de staat, de overheid (die daarom zo'n grote overhead is geworden, wel moest worden…). De kapitaalverschaffers keken en kijken steeds meer naar het rendement op de korte termijn en oh wee als er ergens anders iets meer te maken is met hun geld…
Dit verhaal is bedoeld als reactie op het wat rooskleurige en naïeve verhaal van Edwin van de Haar over het klassieke liberalisme, naar aanleiding van een boek over de econoom F. Hayek (Letter&Geest, Trouw 12 juni 2004). Tegenwoordig, met de ecologische crisis, die het draagvlak van elke economie aantast, het doorgeslagen individualisme en de algemene sociale desintegratie, moeten Hayek c.s., die het destijds goed bedoelden, heden echt kritischer beschouwd worden. De gemeenschap zou nu dringend veel meer sturing moeten geven aan de economie. Uiteraard zonder te vervallen in een, meestal ten onrechte communistisch genoemd, staatssocialisme.

Willem Hoogendijk 19 juni 2004


Recente artikelen:
- Kapitalisme, moraal en contouren…
- Regionalisering als medicijn
- Over mondialisering
- Naar een economische verandering
- Towards Global Convergence
- Zinnig werk
- Weg met de vrijheid

Een aantal op www.aarde.org.

Krimp een uitkomst

Er is veel te doen over gemeenten die krimpen. Het is inderdaad akelig, die leegloop en de verschraling van de voorzieningen. Er voltrekt zich daar een neerwaartse, zichzelf versterkende spiraal. Men probeert wat tegenkracht te ontwikkelen met huisvesting voor gastarbeiders die hun werk niet al te ver weg hebben, het aldaar stimuleren van tweedehuizenbezit en met de ontwikkeling van natuur, ook voor recreatie.
Wat men nog niet goed beseft, is dat een belangrijke, zo niet de belangrijkste oorzaak van dit proces het vertrek van het geld is, de money drain, de geldemigratie. Geld zoekt het hoogste rendement en dus trekt het geld weg uit de gebieden waar dat niet gevonden wordt. Het spaargeld van de streekbewoners verhuist via de banken naar meer rendabele oorden. Zo ook de huren, de hypotheekrenten en de winsten van supermarkten, winkelketens en bedrijven. De koopkracht daalt, mensen trekken weg. In de kleinere plaats sluiten bibliotheek, disco en voortgezette school. In de grotere stad in de buurt blijven deze voorzieningen (nog) bestaan. Maar van daaruit migreert het geld ook naar ‘betere’ oorden: de Randstad en nog verder de wereld in. Hetgeen de Ierse econoom Richard Douthwaite deed verzuchten: “De kinderen reizen het spaargeld van hun ouders achterna.”
40 jaar geleden al duidde de landschapsecoloog Pieter Schroevers dit veranderingsproces aan met de termen overontwikkeling die dan elders onderontwikkeling veroorzaakt. In de natuur komt dit geregeld voor, maar na enige tijd ontstaat er meestal een nieuw evenwicht. Met het systeem van geld-moet-groeien, de moderne, bancaire geldvermeerdering en de enorme kapitaalsmobiliteit ontstond er een krachtig financieel aan- en wegzuigmechanisme met maar weinig belemmeringen. Wildgroei hier, niet te stoppen verschraling elders.
De voor de handliggende remedie is het proberen te verhinderen dat het geld de bedreigde streek verlaat. Het gaat dan om de ontwikkeling van nieuwe maak- en dienstbedrijvigheid met behulp van regionale investeringen. Er zijn al regionale bankrekeningen waarmee de inleggers de eigen streek willen bevoordelen. Een van de eerste was van de ASN in Oost-Brabant. (U kunt hier een lijntje leggen naar de bekende investeringsmethode van Keynes.) Ook ziet men op vele plaatsen in de wereld de invoering, vaak door de bewoners zelf, van locaal geld, onderlinge verrekeningssystemen of barternetwerken van bedrijven om de eigen bedrijvigheid en de locale koopkracht in stand te houden en te verstevigen. Vooraf hieraan waren er al de bescheiden, vooral stedelijke ruilkringen LETS met behulp waarvan vele gemarginaliseerde mensen zich opeens productief wisten te maken.
Er is nog een interessant aspect. Bij die overontwikkeling, zeg maar de welvaartseconomie met haar dwingende doorgroei en de voor de afzet noodzakelijke overconsumptie, worden steeds meer vraagtekens gezet. De Aarde kreunt steeds luider onder dit geldgedreven productivisme dat ook onmisbare voedsel- en grondstoffenbronnen uitput en ecologische netwerken vernietigt. Bovendien heeft het ook sociaal niet aan de verwachtingen voldaan, en waar dat wel redelijk gelukt is (met het zogenoemde Rijnlandse model) blijken de verworvenheden niet bestand tegen de harde neoliberale eisen die de wereldeconomie van de geldmachten ons oplegt.
Wel nu, de druk van dit productivisme op de krimpgebieden neemt af en daar kunnen die streken juist hun voordeel mee doen. Zij krijgen de ruimte voor het opzetten van sociaal-economische structuren en netwerken, creaties van de burgers zelf die in eigen hand te houden zijn. Tegenover de geglobaliseerde geldverwervingseconomie kunnen overal streekeconomieën opgebouwd worden, gekenmerkt door duurzaamheid, verzorging en gemeenschappelijkheid. Centraal daarin vooral streekgebonden bedrijvigheid – denk ook aan ambachten - die de toekomst niet bederft en waaraan iedereen deelneemt, uiteraard naar vermogen. Werkloosheid kan daar tot een begrip uit het verleden gemaakt worden! De gemeenschappelijkheid wordt bevorderd door die deelname van allen en een rechtvaardige verdeling van de koek, gebaseerd op de gelijke waarde van ieders werk. (Zorgen en leren is ook werk.)
In die gebieden waar nog maar weinig mensen wonen kan men wolven en wisenten onderbrengen, maar beter bijvoorbeeld ecodorpen stichten voor vooral jongeren en jonge gezinnen maar ook ouderen die anders willen leven en werken. Ruraal Frankrijk is vol van gehuchten die gerevitaliseerd zijn door mensen die de economische ratrace en de grootstedelijke drukte en smerigheid de rug toegekeerd hebben. Meteen de zinvolle voorbereiding op het schaars worden van olie, voedsel en materialen, met tegelijk de noodzakelijke drastische verkleining van onze ecologische voetafdruk.
De krimpstreken kunnen aldus gaan voorleven waar geleidelijk steeds meer mensen voor gaan voelen: een minder materialistisch ingestelde, onthaaste, warmere – kortom, meer intelligente samenleving!
Mocht u denken: hoe utopisch!, bezie dan eens de reacties op het huidige systeem die al overal in de wereld als alternatieve oplossingen gerealiseerd zijn. Dit vooral door de bewoners zelf, dus op grassroot niveau, maar ook vanuit de locale en provinciale overheden. Biologische landbouw en stadstuinbouw, locale voedselvoorziening, energieopwekking en recycling, bouwen met materialen uit de regio, buurtzorgcentra en locale kredietcoöperaties, bewegingen als Slow-Food, Slow-Cities en Transitiontowns – kortom, al die positieve, op de toekomst ingestelde ontwikkelingen waarover deze krant zo trouw bericht.

----------------------

Willem Hoogendijk, voorzitter van Stichting Aarde, is milieuactief vanaf 1970 met Aktie Strohalm en daarna met de Stichting Milieueducatie. Hij neemt nu deel aan de Alliantie voor een Fair & Green Deal (platformdse.org) en aan de groep rond het Franse tijdschrift Entropia, geheel gewijd aan krimp.

Keys by Keynes

John Maynard Keynes
National Self-Sufficiency, 1933:

It was Keynes who started to fight the official calcula¬tors. In the 19th century "the whole conduct of life was made into a sort of parody of an accountant's nightmare. Instead of using their vastly increased material and technical resources to build a wonder-city, they built slums." Slums 'paid', the wonder-city "would, in the imbecile idiom of the financial fashion, have 'mortgaged the future'." (Coll. Writings 1982 vol.21 p. 241)
Even today, "the same rule of self-destructive financial calculations governs every walk of life. We destroy the beauty of the countryside because the unappropriated splendours of nature have no economic value. We are capable of shutting off the sun and the stars because they do not pay a dividend. (...) For with what we have spent on the dole in England since the War we could have made our cities the greatest works of man in the world." (p. 242) A bit further on the splendid phrase: "But once we allow ourselves to be disobedient to the test of an accoun¬tant's profit, we have begun to change our civilisation." (p. 243)

"The point is that there is no prospect for the next generation of a uniformity of economic systems throughout the world, such as existed, broadly speaking, during the 19th century; that we all need to be as free as possible of interference from econo¬mic changes elsewhere, in order to make our own favourite experiments towards the ideal social republic of the future; and that a deliberate movement towards greater national self-sufficiency and economic isolation will make our task easier, in so far it can be accomplished without excessive economic cost."

"The divorce between ownership and the real responsibility of management is serious within a country when, as a result of joint-stock enterprise, ownership is broken up between innume¬rable individuals who buy their interest today and sell it tomorrow and lack altogether both knowledge and responsibility towards what they momentari¬ly own." (p. 236)
Applied internationally, Keynes explains, it can even become intolerable, and he then comes to his well-known statement: "I sympathize, therefore, with those who would minimize, rather than with those who would maximize, economic entanglement between nations. Ideas, knowledge, art, hospitality, travel - these are the things which should of their nature be international. But let goods be homespun whenever it is reaso¬nably and conve¬niently possible;
and, above all, let finance be primari¬ly national." (p. 236)
------------------------
Keynes is well known for his ideas about stimulating public spending in times of recession. Seldom put in the picture (the dominating picture!*) is his opposition to the cumulative oppressive power of money in capitalism. "[For] a little reflection will show what enormous social changes would result from a gradual disappearance of a rate of return on accumulated wealth. (…) it would mean the euthanasia of the rentier, and, consequently, the euthanasia of the cumulative oppressive power of the capitalist to exploit the scarcity-value of capital. Interest today rewards no genuine sacrifice, (since) there are no intrinsic reasons for the scarcity of capital. (…) this may be the most sensible way of gradually getting rid of many of the objectionable features of capitalism." (General Theory, mijn uitgave: Macmillan 1973, p. 221, 376, 221. Dus door mij vermengd! Kan/mag dat wel?)

"Speculators may do no harm as bubbles on a steady stream of enterprise. But the position is serious when enterprise beco¬mes the bubble on a whirlpool of specula¬tion. " (GT)

* The dominating picture or opinion is the one pushed by the leading class and their flunkeys.

« The difficulty lies not in the new ideas, but in escaping from the old ones which ramify into every corner of our minds. » (GT, end of Preface. Minus enkele tussenwoorden.)

Europe green and social

Manifesto d’Aix-en-Neige, janvier 2010

For a Europe green, lean and more social

Warning: do not read if not conscious of the extent of the ecological catastrophe.

In 1848 the well-known economist J.S. Mill pleaded for rich societies to follow the example of natural systems: that is a transformation from growing-on mainly quantitively (the pioneer stage) to the climax stage, i.e. stabilizing and going for qualitative development.
In view of the ecological catastrophe, it would be wise for the old continent Europe, which had its glories, to now head for the intelligent phase of frugality and quality. At the same time it could complete its efforts for more equality, for a more just world.
It would mean a partial delinking from the global casino. This would necessitate our countries to make their economies more self-sufficient and have them more relocalized. This could be achieved best by constructing a calmed-down and more intelligent and social domestic economic sector. New economic activity should everywhere substitute the importation of the goods that are still needed even in a much leaner society. Moreover, these activities would mean work for all those now being marginalised plus for all those who will as yet lose their job in the globally-ruled economic sector (i.e. ruled by international corporations, private funds, elites or states and by the E.U and WTO, backed by neo-liberal thinking) where fierce competition, our-sourcing, merging and ratracing will still continue.
Europe should go for the culture of enoughness (Wolfgang Sachs) and turn its back, or some of its back, to the still expanding economies elsewhere (China, India, Bresil) or the economies still wanting to restore growth (Russia, USA), sometimes quite understandably where the partition of the cake is still so inadequate that growth is needed to have the poor also get a tiny share.
Europe surely will remain a travailliste continent, but no longer a productiviste one, in French words. At the same time it will develop culture, civilisation and community life and go for WISDOM. It will consist of regions and together form l’Europe des régions as was the idea of Denis de Rougemont. Among these, there will be moderate and balanced trade (Herman Daly), as with other parts of the world. (No more lop-siding cash-cropping.)
By taking the frugal road, Europe, without playing the schoolmaster, will send an indirect signal into the world: do not follow the suicidal path of ever more material growth (even if including some windgenerators, energy-saving, ecotax and airfilters) that the rich countries until now have taken.

The change proposed, a paradigm-shift, requires our societies to become true communities (Gesellschaften to become Gemeinschaften). Only if people are really together, they can make the big changes needed. Therefore we have to get rid of the remnants of class controversies and the modern differences in income, wealth, participation and religion. The new, frugal Europe will have much less cake, so the urge for everyone’s participation and equal sharing is all the stronger.
Our ecological footprint will be much reduced, and so our attack on the Earth and her resources. And surely, we have to accept that the products we were used to buy in the supermarket may be out of stock. Sometimes empty shelves but busy, green towns and fields full of useful and creative activity. Everywhere a regional, more safe and resilient supply of food. The economy of supply, yes of pushing, will be replaced by the old one based on demand, a demand remaining within the ecological limits. As for the money-system, of course it will be changed from master to servant.*

Today, the economies of the rich countries, whether in crisis or not, are causing such ecological and social disruption that their net result has already been very negative for a long time. (Some ecologists say: as from the middle of the 19th century, i.e. as from the massive use of fossil fuels.) Europe’s task now is to calm its economies down, with far less production and a strongly reduced and more intelligent consumption. From a high to a much lower level of entropy. Through this, we would achieve de-growth which in turn should factually mean a step towards … real growth. And, moreover, a step towards greater human dignity and a more advanced civilisation. A human civilisation also taking good care of all other living creatures.
Let’s turn the credit crunch and the resulting depression into a blessing! Let us stop being mere consumers but become producers of our own lives, of the life of our community and of a more green and just Europe and world. The change will be a liberation movement, freed from the compulsion or striving to grow and from pushing capitals or states. A move towards a life-saving economic paradigm-shift. The economy no longer ruining the Earth and brought more into the hands of the people. Regenerating enthusiasm, energy and a perspective in our lives. For the European countries to take the lead!

For my friends and relations in Ecoropa, Voor de Verandering/Platform DSE and around the French review on de-growth Entropia. Willem Hoogendijk** wh@aarde.org

Post-script
Of course this cannot be achieved in the democratic-political way. At least not quickly. The metamorphosis (Edgar Morin) first would need sensibilization and education of the public at large (which takes time and, moreover, will surely be crossed and ridiculized by the popular media). The drive should come from a large extra-parliamentary movement of all people de bonne volonté.
Another but related point: the level of comfort and material wealth in that frugalized, ‘empoverished’ Europe will be much lower than we are now used to. Can it provide for the current system of care for sick and old people? Should we continue to try to get ever older thanks to medical ingenuity and – often costly – means? Or should we go for a paradigm-shift, a real metamorphosis: participative activity as well and long as we can (according to our individual possibility, of course. Like our ancestors.), and have a happier, more fulfilled life that may last shorter than we are used to now? If we come in a position that we must choose, we should better use our means to make our youngsters (now often subject to parental neglect, to hasty and career-focussed education and to commerce) healthy and educated.

To be discussed:
The incorporation (by dislocation?) of our megapoles in the green, ‘kitchengarden’-economy.
The need for, nevertheless, some regulation of populations (cf. China).
The problem of immigration. (Will a leaned Europe, but without unemployment, become more or less or too attractive?)
The military aspect. (People will point out that Europe, with far less, or even no longer any, military activity, will still count on the defence by other nations, e.g. the USA.)

* A demand-economy would require the flexibilization of the remuneration of capital and for many workers a diversification of jobs: i.e. one or more sources of income besides their main job. See:
** The Economic Revolution (1991), and article in the French review Entropia nr. 7.

Weg met de vrijheid

"De Aarde sterft langzaam" hield koningin Beatrix ons voor in haar indrukwekkende kersttoespraak van 1988. Het was een reactie op wat premier Lubbers haar in de troonrede enkele maanden tevoren had laten zeggen, namelijk dat het wel beter ging met het milieu. En met de Aarde werd natuurlijk bedoeld wat onze planeet bijzonder maakt: de biosfeer, die uiterst dunne laag over de planeet waar wij het van moeten hebben.
Nu weten we dat onze levensvoorwaarden op onze planeet niet langzaam maar heel snel aan het verslechteren zijn. Zodanig dat we bijna van een collectieve zelfmoordexercitie van de mensheid kunnen spreken. In de woorden van klimaatwatcher Mark Lynas in zijn boek Zes graden over de opwarming: “We doen het niet expres, maar als we zoveel mogelijk leven op Aarde zouden willen vernietigen zouden we het niet beter kunnen aanpakken.”

Terwijl de ruimen van ons gehavende levensschip vollopen, wordt net als destijds op de Titanic bovendeks nog volop gedanst. We maken plezierreizen en kruiswoordpuzzels, we golfen, bingoën en funshoppen lustig door. Een half miljoen mensen komt kijken hoe raceauto's rondjes draaien in een binnenstad. De economie moet altijd maar doorgroeien, mede op basis van het consumentenvertrouwen. Dit staat voor: of we maar alsjeblieft willen blijven kopen en verkwisten.

Het bedrijfsleven heeft zich in de loop van de geschiedenis flink losgezongen van de maatschappij als geheel. Het ondernemersschap moet zo vrij mogelijk plaats vinden. Dat staat het dichtst bij de menselijke natuur zoals ingevuld door de élite rond 1800. Vond de liberale econoom Adam Smith toen niet dat de bakker, de slager en de brouwer de publieke zaak het beste konden dienen door zich uitsluitend op hun negotie te concentreren?
Het idee van de vrije burgerij in het algemeen werd vervolgens nog eens versterkt door haar opstand, overal in Europa, tegen ouderwetse monarchieën. Het lagere volk mocht af en toe een geweer in de hand gedrukt krijgen of zelf ter hand nemen om deze vrijheidsbeweging te steunen, verder bleef het er buiten. Het was te druk met werk vinden, werk houden en het halen van het eind van de week. Vrijheid? Iets voor de bazen!

Is dit verleden tijd? Kijk eens rond op zaterdagmiddag in de winkelcentra. De basis van de maatschappij – de Jan Splinters van Marcel van Dam naast de Henken en Ingrids van Wilders - loopt daar rond. Die mensen doen vaak het voor een samenleving essentiële, vaak laagwaardig genoemde werk. Meestal niet hoog opgeleid, druk met de dagelijkse beslommeringen en zorgen. Uit op koopjes. Tot over de oren gebonden aan werk, uitkering, basislasten en schulden. Vrijheid, waar? Ja, de vrijheid tussen schoenen zus of schoenen zo. Tussen twee weken Benidorm of de Algarve. Maar verder?

Denk ook eens aan de tijd van de Koude Oorlog. Wie kwamen hier uit Oost-Europa naar toe gevlucht? Mensen uit de bovenlaag. Die hadden last van de verschillende vrijheidsinperkingen. Niet Jan met de pet en zijn Marie. (Hé, nog twee proletariërs, oude nog wel!) Integendeel waren die vaak blij met hun betaalbare woning, hun baan en met gratis onderwijs en ziekenzorg. Vrijheid van meningsuiting, vergadering of vereniging - daar hadden zij niet direct een boodschap aan. Dat behoorde tot die andere wereld boven hen. Vandaar ook de maar langzaam tanende en ons verbazende aanhang die de resten van de communistische partijen in Oost-Europa nog hebben. Werd niet onlangs nog Stalin als belangrijkste Rus verkozen?

Even voor goed begrip: een kritisch woord over vrijheid betekent geenszins de ontkenning van haar waarde of de bagatellisering van haar regelmatige verkiezing tot Grootste Goed. Vrijheid is van groot belang waar het gaat om het afschudden van feodale machten, éénpartij-systemen, patronale uitbuiting of van patriarchale of religieuze onderdrukking. Van belang ook voor de individuele of groepsontwikkeling en zelfontplooiing.

Bedrijfsleven echt vrij?

Free enterprise? In de praktijk valt de vrijheid van het bedrijfsleven tegen. Rond 1900 was de omvormende liberale wind versterkt met die uit socialistische en progressief-christelijke hoek. Emancipatie, democratie en vakbonden rukten op en daarmee ook allerlei sociale regelingen. Verbod op kinderarbeid, inperking van het ontslagrecht en controle op de werkomstandigheden. In de jaren ’70 kwam die verdomde milieuzorg er nog bij met allerlei beperkingen. En ze gingen kijken of ondernemers zich ook in arme landen wel netjes gedroegen.
Veel meer geaccepteerd wordt in ondernemersland de druk die er van de investeerders uitgaat - een stille vennoot, de bank of aandeelhouders. Zeker, met geld kan je starten, volhouden of uitbreiden. Maar het betekent ook een soort slavernij. Ondernemers moeten steeds maar zorgen dat hun geldschieters voldoende gevoed worden. Anders trekken deze zich terug en dreigt faillissement. Groei moet immers. En wat te denken van filiaalmanagers of franchisehouders die te horen krijgen dat zij 10% meer omzet moeten zien te draaien of anders … Nee, met de vrijheid van de ondernemer valt het best tegen.

Geld werd de dominante productiefactor waarmee men zich de andere factoren kan aanschaffen. Geld moet werken, oftewel de kapitalen moeten accumuleren en zijn zo de economie gaan aandrijven. Zij hebben de bedrijvigheid in een houdgreep die niet misselijk is.
Met het systeem van verhandelbare aandelen is die financiële vrijheid wel heel groot geworden. Keynes wees al op de nadelen van de daarmee gepaard gaande scheiding tussen eigendom en verantwoordelijkheid. Aandeelhouders "lack altogether both knowledge and responsibility towards what they momentarily own."
De door het geld aangedreven productie, nog enorm versterkt door de bancaire geldschepping, heeft afzet nodig, en zo werd de koopkracht van de bevolking verhoogd. Fabrikant Ford zei bondig dat hij zijn mensen zo betaalde dat zij in ieder geval zijn auto's konden kopen. Die koopkrachtuitbreiding kon meteen aan de eis tot loonsverhoging voldoen die de vakbonden geregeld stelden. En voldoen aan de algemene wens tot welvaartsverbetering. De emancipatie werd zeker bevorderd door het ageren van liberalen, socialisten en progressieve christenen, maar de beslissende factor was wellicht toch de economie die omwille van de afzet meer koopkracht bij de mensen behoefde.

De oude, beproefde economie, gebaseerd op de vraag, was vervangen door een economie van het aanbod, ja van de opdring. Er kwam een imposante welvaartsverhoging, zeker. Maar ook een enorme verkwisting van energie, grondstoffen, materialen en natuur. Overheidsmaatregelen mochten vooral de groei niet in de weg staan. Het hele systeem werd afhankelijk van het scheppen van behoeften en dus van verspilling. De econoom Schumpeter deed er een roze lintje omheen door te spreken van 'creatieve destructie'.

Vrijhandel

Toen de burgers al behoorlijk gereduceerd - èn gepromoveerd! - waren tot oppassende werkers en consumenten en zo de financieel-liberale economie behoorlijk stevig in het zadel was gekomen, kon het kiesrecht algemeen worden. Vrijheid om te kiezen uit verschillende partijen die echter nagenoeg alle die economie omhelsden, wel mòesten omhelzen.
Bij die economie hoorde ook de vrijhandel. Had die niet overal bedrijvigheid gestimuleerd, efficiëntie bevorderd en nieuwe gebieden bij het wereldgebeuren betrokken? Het verhaal over de vrijhandel is, net als elk officieel verhaal, natuurlijk dat van de bovenlaag, bij ons en overzee; van hen die er beter van waren geworden of hopen te worden. Maar de aan de handel ten grondslag liggende kostenvergelijking klopt niet omdat we, ten gevolge van de kloof tussen bedrijfsleven en maatschappij, zijn gaan rekenen met veel te korte meetlatten. Er zijn talloze niet opgevoerde kosten, de zogenaamde externalities; en sociale en natuurwaarden werden niet of nauwelijks gewaardeerd. Dit nog afgezien ervan dat de eerste theoreticus van de vrijhandel, Ricardo (begin 19e eeuw), niet kon voorzien dat kapitaal en vervolgens ook arbeid zo mobiel zouden worden als nu het geval is.

Vooral die dominante productiefactor kapitaal heeft eerst binnenslands de boel omgeploegd en doet nu hetzelfde wereldwijd. We zien overal schaalvergroting, versnelling en intensivering met machines en chemie. Beproefde sociale structuren en productiewijzen leggen het loodje. Werkloosheid is structureel geworden. De moderne economie is kapitaal (geldschepping) plus olie plus extreme bescherming van de private eigendom.
De roep om wat meer regionale autonomie krijgt meteen het verwijt van protectionisme - de satan voor de vrijhandel. Maar wat er juist enorm beschermd wordt zijn die kapitaalstromen! Als er iets vrij is, zijn die het! "Het kapitaal stroomt de hele wereld over op zoek naar de hoogste opbrengst." (Marijnissen? Nee, Bolkestein! Volkskrant, 21-1-1984.) Het ploft ergens neer, werk brengend, en trekt dan weer weg, vaak sociale ontwrichting achterlatend. Ondertussen hopen de kapitalen zich op en concentreren zij zich. En hoe mobieler, hoe instabieler de economieën! Financiële vrijheid kan de bedrijvigheid flink minder vrij maken! De kredietcrisis van 2008 liet zien hoezeer het financiële domein zich van de reële economische wereld had losgezongen.

Geldaccumulatie betekent ook: minder geld elders. Gevolg is over- en onderontwikkeling. Meer (teveel?) op de ene plaats, minder op andere plaatsen. De binnenlandse migratie van de jongeren en werkers uit dorpen en kleine steden in de periferie naar de Randstad (metropool) is eigenlijk niet anders dan de migrantenstroom van arme (arm geworden?) landen naar rijke landen. Het heeft alles te maken met vrijheid. Meer rijkdom en vrijheid hier betekent minder vrijheid (minder werk, minder voorzieningen enz.) elders.
Ook binnen de metropool is 't het Grote Geld met zijn rendementseis dat de stad vorm geeft: appartementering in dure eenheden, snelle winkelomzetten of juist dure spullen en dergelijke. Het bepaalt zelfs voor een flink deel onze hele cultuur: meer TV-pulp voor de kijkcijfers en de advertentie-inkomsten, glossybladen vol artikelen en reclame over een levensstijl die ons rechtstreeks richting afgrond loodst. (Wanneer komt er eens opstand onder de weldenkende mensen?)

Zeker, weg uit het dorp of de wijk van je jeugd is ook vaak een bevrijding. Van enige sociale controle naar de geneugten van de grotere stad - zeg er eens nee tegen. De daarbij gepaard gaande verdere individualisering stemt mooi overeen met het streven van de moderne geldeconomie naar een zo klein mogelijke werk- en consumptie-eenheid: de individuele burger losgeweekt van wortels, familie en omgeving, klaar voor flexwerk en koopgoot.
De gemiddelde werker moet doen wat er bij staat. De titel van het boek De vrijheid gaat in het rood gekleed van Theun de Vries parafraserend: de vrijheid gaat in het brood gekneed.
Maar ook iemand als de bankier is een pion in het geheel die immers onze spaarcentjes van enige rente moet proberen te voorzien en ook zijn bedrijf overeind moet houden oftewel moet blijven groeien. Iedereen en alles de gevangene van de groeidwang en het korte-termijn rendement. Hetzelfde geldt voor grote ondernemingen die vaak als de zondebokken worden afgeschilderd, bijvoorbeeld door iemand als Noreen Hertz, terwijl het de context is waarbinnen ook zij moeten opereren en die voor de dwang tot groei en kostenminimalisering zorgt.

Zweep erover

Hoe is de situatie nu? De kapitalen zijn zeer vrij. De mensen met geld in principe ook; velen zijn er echter de slaaf van …. De burgers, die zich materieel niet veel zorgen hoeven te maken, hebben dus relatief veel vrijheid en vrijheden. Daarmee is het zelfs totaal uit de hand gelopen. Wat we ons denken te kunnen veroorloven ten opzichte van de natuur, onze naasten en ons nageslacht - we realiseren ons niet hoe fout en dom we bezig zijn. Ja, het is vooral onintelligent. En we worden dom gehouden door reclame, de meeste programma's op TV en radio en waarschijnlijk ook door het hele onderwijs. Dat laatste kan het ook niet helpen, moet ons immers klaarmaken voor de maatschappij, en daarin is geen ruimte voor echt vooruit kijken.
Onze hele officiële cultuur ronkt van de vrijheid. Maar vaak is er sprake van pseudo-vrijheid. "Wat wil je worden?" vragen we onze kinderen. Vrijheid? De maatschappij doet geen beroep meer op hen, heeft een groot deel van hen eigenlijk niet echt nodig, weet er geen weg mee. We zijn met teveel.

Relatief vrij zijn we vooral als consument, dat wil zeggen van dat wat dit economisch systeem ons aanbiedt. (Veel van wat belangrijk is niet voor handen of te duur!) We reizen overal maar heen - degenen die het kunnen betalen dan. We rijden gedachteloos auto; overigens vaak nodig als gevolg van de huidige ruimtelijke ordening en vervoerspolitiek. Snelheidslimieten en stoplichten zijn voor softies. Speedboten, raceauto's en sportbolides, 'P.C. Hooftstraattractoren', particuliere helihavens, luxe zeecruises en dergelijke - ze worden normaal gevonden. Voedsel wordt gemakkelijk weggegooid. Het afval gooien we lui en dom op één hoop. Te vaak blijft apparatuur op stand-by staan en blijven spaarlampen de hele tijd aan. We vinden het normaal dat er schoon water uit de kraan komt en de supermarkten vol liggen. Onze hele welvaart in het Noorden is gebaseerd op hen die overal in de wereld hun taak verrichten op de akkers en sawa's en in de werkplaatsen, fabrieken, mijnen en havens. Ook bij ons zijn het Polen die onze asperges steken, illegalen die onze tomaten plukken, nieuwe Nederlanders die onze kantoren schoon houden. Terwijl velen van ons maar gemakkelijke banen hebben of wat rondhannesen op een uitkering. Wat menen steeds meer mensen bij ons te kunnen zeggen, althans de mensen, zoals ikzelf en de meeste lezers van deze kwaliteitskrant, die niet met de rug tegen de muur staan? "Werk moet leuk zijn." Zijn wij een klootjesvolk zoals de Provo's ons destijds betitelden? Nee, we zijn nu, 50 jaar later, een strontverwend volksdeel geworden! Een categorie die er goed aan zou doen een onbarmhartige zweep over de eigen lamstralige rug te leggen.

Degenen die de vrijheid van de burger zo hoog hebben, halen er vaak algauw als complement verantwoordelijkheid bij. Een twee-eenheid moet dat dan zijn. Klinkt mooi, maar klopt dat wel? Als er een conflict is tussen vrijheid en verantwoordelijkheid - en dat gebeurt vaak - wint de vrijheid het meestal. Verantwoordelijkheid vraagt om een ethisch ingestelde burger, en ethiek krijgt het moeilijk als materiële zaken in het geding zijn. Zo is het ook in het groot met onze sociale verworvenheden. Deze komen al gauw op de tocht te staan als het met de economie wat minder gaat.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen lukt ook alleen maar zolang het bedrijf goed draait. Bedrijven streven tegenwoordig wel als doel de 3 p’s na – people, planet, profit – maar de hardste en dominerende factor is toch de laatste.

Ten behoeve van de vrijheid van de burger zet men zich vaak af tegen de overheid. Omwille van onze individuele vrijheid of van die van het bedrijf moet de overheid geen grote rol spelen. Maar juist die vrijheid, dat loskomen van het bedrijfsleven en de individuele burgers van de maatschappij heeft de noodzaak voor een overheid vergroot. De Engelse historicus John Griffith wijst erop dat er eind 19e en begin 20ste eeuw één grote wetgevende exercitie nodig was om het junglekapitalisme een beetje te fatsoeneren en reguleren, zeker ook in zijn eigen belang. Het is het afwentelen door het bedrijfsleven van talloze kosten -privatisering van de winsten, socialisering van de lasten - dat van de overheid zo'n grote overhead heeft gemaakt. Hetgeen vervolgens door hetzelfde bedrijfsleven voortdurend bekritiseerd wordt. En bij de individuele burgers houdt de verantwoordelijkheid meestal op als zij de voordeur uitgaan. Beetje vuil voor de deur? Reinigingsdienst bellen! De makke van de verzorgingsstaat.

De overheid, inclusief de wetgeving, is bedoeld als ons gezamenlijk, door ons zelf gemaakt, instrument om ons in het gareel te houden, ons aan onze verplichtingen jegens de publieke zaak te herinneren en om de dingen te doen die we alleen niet kunnen. De overheid als ons collectieve geweten en gedragscode, vergelijkbaar met de afspraken die binnen een gezin of op een werkvloer gemaakt worden.
Zo'n overheid moet uiteraard goed door de democratische organen gecontroleerd en aangestuurd blijven. De laatste decennia is de roep om minder overheid luider geworden. Maar de milieu-rampspoed, de sociale desintegratie en het sterk verminderde verantwoordelijkheidsgevoel van de burger hebben juist genoodzaakt tot meer regelgeving. En hoe meer ondernemers het in de groei-maar-door economie moeilijk krijgen en daardoor in conflict komen met terechte, ja noodzakelijke milieubescherming en sociale regels, hoe meer zij gaan roepen om een terugtredende overheid in plaats van bijvoorbeeld gezamenlijk de groeidwang, de gelddruk en onze ‘atomisering’aan te pakken.

Cultuuromslag

In deze tijd is er mijn inziens juist meer overheid nodig en een drastische inperking van onze vrijheden. Dit omwille van het milieu - draagvlak van elke economie, van het hele leven. Opwarming, vergiftiging, planten en dieren die verdwijnen, zoetwaterschaarste, stormen en droogten, bosbranden en boskap, gevaarlijke u.v.straling, onnodige honger, voedselschaarste en leeg geviste zeeën- moet er nog meer schade bij? Inperking van de vrijheid ook om sociale redenen, namelijk die van de welgestelden en élites ter verkleining van de kloof met de armen en gemarginaliseerden overal in de wereld. Daarbij nog een wankel gebleken financieel systeem, een op hol geslagen globalisering en een vaak oneerlijke wereldhandel - wat is er in hemelsnaam nog meer nodig om tot een grote omslag in ons denken en doen te komen, een cultuurrevolutie, een paradigmaverandering? Herman Wijffels stelde eens dat we geen tijdperk van verandering nodig hebben, maar een verandering van tijdperk.

Om te redden wat er nog te redden is, is er een minimale saamhorigheid nodig. Alleen samen in één bootje kunnen we de noodzakelijke collectieve inspanningen verrichten. Onhaalbaar? Nostalgie? De Amerikaanse econoom Herman Daly wijst erop dat de huidige economie vooral een beroep doet op onze ego-spieren. We hebben best ook sociale spieren, aldus Daly, maar die behoeven eerst weer enige oefening. Wellicht kan ook helpen als er materiele aanleidingen komen die ons nopen tot samenwerken. Zoals de arme vrouwen in de New Yorkse Bronx die aan de stadslandbouw gegaan zijn om het eind van de maand te halen. Mijn stichting bevordert ondermeer buurtmoestuinen waarin opeens mensen samenwerken die elkaar vroeger in het trappenhuis niet eens gedag zegden. De primatoloog Frans de Waal betoogde onlangs op de TV dat, net als bij zijn mensapen, er in de mens een diepe kern van socialiteit is en dat deze de basis vormt van zijn moraliteit.

Laat ik konkreet worden. Voor de overleving van ons en ander leven op Aarde is met name nodig de drastische verkleining van onze druk op het milieu, de verkleining van onze 'ecologische voetafdruk'. Regionalisering van de economie, hier en elders. Meer zelfvoorziening overal, met als basis de biologische landbouw. Veel minder transport en im- en export. Het geldsysteem getemd: van meester weer een dienaar. Think globally, act locally. Een global village met beheerste handel, wat minder reizen maar volop internet. En iedereen naar vermogen aan het werk, gevarieerd werk.

Een bevrijding van de groeidwang en de rendementszweep of een bevrijding van vele jaren hetzelfde werk doen - zou een intelligente, gekalmeerde economie dan juist niet méér vrijheid opleveren? Moeten we wat van onze individuele vrijheid als consument afstaan voor wat meer collectieve vrijheid om vorm aan ons leven en de economie te kunnen geven? Een beetje minder liberté zou inderdaad de fraternité en de égalité ten goede komen.
Is een bevrijdings(sic!)beweging nodig om de catastrofale en lege vrijheid van nu in te ruilen voor perspectiefvolle vrijheid? Om een onverantwoorde vrijheid van een deel van de bevolking in te ruilen voor een verantwoorde vrijheid voor allen? Van de grachtengordel en Oud-Zuid in Amsterdam een beetje naar Slotervaart en de Bijlmer aldaar? Een bevrijdingsbeweging voor echte, duurzame vrijheid?

De versobering hoeft niet te leiden tot een saaie maatschappij. Zeker niet, als we bedenken hoe de huidige economie van ons allen eenheidsworst heeft gemaakt en van ons land een doods uniform terrein zoals Ceauşescu van Roemenie probeerde te maken. We kunnen ons integendeel uitleven in vaardigheden en ambachten, in gezond voedsel produceren en lekker eten, in mooi gekleed gaan, zoals geschetst door William Morris, voorloper van de Liberty(sic)stijl. Ons uitleven in wedstrijden, zoals die andere utopist Charles Fourier aanbeval: dansen, touwtrekken, wie heeft de mooiste pompoenen gekweekt. Modern: wie de mooiste website heeft ontworpen. Ons uitleven, ook, in de ontwikkeling van kennis en milieuvriendelijke technieken (onze kennis van de natuur en van ons lichaam kunnen we gerust nog primitief noemen). Zoals we nu opvoeden kan stukken beter. Filosofie en psychologie komen er nog bekaaid af. Zoals ook muziek maken, zingen, dansen, sporten en toneel spelen. Weer samen leven vereist een leerschool. Voor verdieping van de democratie is ook training nodig. Net als voor echt duurzame bedrijvigheid. We gaan weer evenveel contact met de buren krijgen als met de verre internetcontacten.
Afijn, genoeg aantrekkelijke, spannende en minder materiele compensatie voor de dringend noodzakelijke versobering, met benzine, vlees en verre vakanties wellicht op de bon en soms een lege plek in het winkelschap.

Fantasie? Onhaalbaar? Nee, want de nieuwe maatschappij wordt in de oude geboren. Overal in de wereld zijn er flinke scheuren in het heersende sociaal-economische beton gekomen. Overal komen er in die scheuren groene plantjes op: de alternatieve oplossingen die de mensen als reactie en ter overleving zelf ontwikkelen. Op allerlei gebieden: energie, voedsel, bouwen, zorg, onderwijs, financiering, beslissen, samenleven. Zet die eens bij elkaar, en je hebt een complete utopie! De stimulering van die alternatieven is dringend nodig, tegelijk met een drastische versobering van de economieën en leefstijlen van de rijke landen. Want zoals het nu gaat, sterft de Aarde. Aan onze vrijheid.


Utrecht, sept. 2005. Nagelopen okt. 2010
Email: wh@aarde.org Site : www.aarde.org
Tekst oa. gebruikt bij de economiecursussen van Voor de Verandering.
Basispublikatie van de auteur: The Economic Revolution – Towards a sustainable future by freeing the economy from money-making. 1991, reprint 1993. Samenvatting in de brochure Zeker werk en verantwoord ondernemen – Naar een duurzame samenleving door kalmering en schakering van onze bedrijvigheid. 1994. Voorwoord Anton Westerlaken, CNV. Recent: Om het Naakte Bestaan. ISBN 978 90 6224 493 5
Willem Hoogendijk is milieuactief vanaf 1970 met Aktie Strohalm en daarna met de Stichting Milieueducatie. Hij neemt nu deel aan de denktank Voor de Verandering – Alternatieven voor het neoliberalisme, aan de Alliantie voor een Fair & Green Deal en aan de Franse groep rond het tijdschrift Entropia – revue de la décroissance.