zondag 19 oktober 2008

Over geloof, Christendom en vooruitgang

Geloof, kerk, God, meditatie - ze hebben me altijd geïntrigeerd.


Maar ik ben niet gelovig opgevoed. Mijn ouders waren wel kerkelijk getrouwd, meen ik. Remonstrants, zoals gebruikelijk in bepaalde bourgeois milieus.


"Als je op een schilderij een man bezig ziet een kind de keel door te snijden of twee vrouwen een oude man ziet dronken voeren, dan moet je weten over wie het gaat." Zo probeerde mijn vader mij, nog op de basisschool, te overreden om de facultatieve bijbelles erbij te nemen. Dat deed ik dus maar, en leerde over het offer van Abraham, Loth en zijn docchters en nog veel meer uit de beide Testamenten.


Mijn ouders zelf waren min of meer humanistisch maar niet atheïstisch, misschien eerder agnost (wij weten het niet, het kan zus, zo of niet zijn). Af en toe gingen zij naar een dominee als Amsterdam Oud-Zuid (zij woonden in de hoofdstad) daar verrukt over deed - daar bleef het bij.


In mijn studententijd raakte ik een tijdje enigszins in de ban van de figuur van Jezus; ik meen als tegenwicht van de ook door mij gewaardeerde Nietzsche. Op aandringen van de gelovige moeder van mijn toenmalige vriendin werkte ik een zomer lang op de boerderij van een vacantiecentrum van de Church of England. Daar hadden ze echter algauw door dat ik als weinig overtuigd gelovige het meest geschikt van alle werkers was om op zaterdag, voor de zondagse feestmaal, het heidense karwei van hanen slachten te verrichten.


Wat ik aardig vond van de Anglicaanse dienst was dat er meer liturgie is dan in de protestante kerken. Daarom dat ik ook in Frankrijk wel eens met mijn Franse vrienden ter R.K. kerke ging. En het samen zingen heeft altijd mijn hart. Mensen die zich met moeite hebben ontdaan van een katholieke of gereformeerde opvoeding zijn vaak allergisch geworden voor de kerkgang. Maar voor mij is het zoals ik in Azië een Boeddhistische of wat dan ook tempel bezoek.


Later in mijn leven - politieker bewust, sinds m'n geboorte zeer sociaalvoelend en dus links geworden - ging ik graag in Jezus een opstandeling zien, een volgeling van de verzetsman Jan de Doper, een leider van vissers en boeren die er onder de Romeinse bezetting het beste van probeerde te maken. Dit is overigens, meen ik, een historisch aanvechtbaar beeld.


Over Jezus


Gods' zoon, daar had ik moeite mee. Is de promotie tot Gods' zoon niet het werk van zijn latere volgelingen en hun kerk? "Jezus en wij allen zijn kinderen van God" - dat gaat nog wel. Ik meen dat er een kleine christelijke stroming is die in hem dan ook 'slechts' een mens ziet. Waarmee ik het bijzondere van Jezus niet wil kleineren. Maar ik plaats hem toch meer in de aardse buurt van mensen als Gandhi, Rosa Luxemburg, Boeddha, Mohammed, Florence Nightingale, Mandela, Spartacus en mijn lieve moeder. Plus de talloze onbekende Goeden: de belangeloze werkers in wijken, dorpen en families, in partijen, kerken en instellingen, de sociaal-voelenden, de sobere, niet-egoïstische 'aristoi' aan wie Plato het bestuur van zijn ideale staat wilde toevertrouwen. (Misschien vormen zij wel het stille cement van de menselijke beschaving…)


Recalcitrant als ik ben, zou ik het aardig vinden als er eens een film over Jezus kwam waarin hij werd neergezet als een rechtvaardige en intelligente maar ook wel driftige en felle kleine man, een autodidacte rabbi, stug als een Van Gogh en lastig als een Socrates, en zeker met charisma. Dit als tegenwicht van de zoete man die de renaissance-schilders en de R.K. kerk van hem hebben gemaakt.


Jezus zou niet hebben bestaan? Daar heb ik nooit aan getwijfeld. Op het gymnasium las ik bij de Romeinse geschiedschrijver Tacitus de nuchtere, afstandelijke paragraaf over hem (Annalen 15-44). Zeker waarheidsgetrouw.


Ook las ik ergens over de parthenogenese, de geboorte uit een maagd. Het was een kwaliteit die al eerder aan bijzondere mannen werd toegedacht. Aan de Chinese filosoof Lao Tse bijvoorbeeld (600 v. Chr.) en aan de Griekse koning en veldheer Alexander de Grote (330 v. Chr.).(1) Parthenogenesis als epitheton, als sierende toevoeging.


Interessant is die onbevlekte ontvangenis. De meeste mensen denken aan een spontane, goddelijke verwekking. Anderen menen dat het betekent dat Jezus bij de geboorte niet belast werd met de erfzonde. Zou Jozef er niet aan te pas gekomen zijn? Hij, immers uit het huis van David, vormt mooi wel de link tussen het Oude en het Nieuwe Testament!


Over wonderen


Mijn vader had in zijn studententijd een poos bij de christelijke studenten gezeten. Daar was een dominee die zijn pupillen voorhield dat je de wonderen van Jezus vooral niet letterlijk moest nemen. Zij waren overdrachtelijk bedoeld. Door gelovig te worden werd je van blind ziend en van kreupel goed lopend, werd je van dood levend.


Denk ook aan de opgewektheid van blije Christenen. Je hebt altijd iemand bij je! Ik ken mensen die menen permanent, uiteraard onzichtbare, begeleiders te hebben. Heerlijk lijkt me dat. Inderdaad om lichtvoetig van te gaan lopen, blij te gaan kijken, je opgewekt (Lazarus!) te gaan voelen.


Als je de wonderen als echt zou brengen, aldus die studenten-dominee, zou dat net zo iets zijn als de Europeanen die de Indianen probeerden te winnen met kralen en spiegeltjes. Als je op die manier gelovigen probeerde te winnen, was dat minderwaardig. Dat vertelde mijn vader mij eens terloops.


Ik ben daarover gaan nadenken. De duivel probeert in de woestijn Jezus over te halen om wonderen te verrichten. Om van stenen brood te maken of om van een hoogte naar beneden te springen. Jezus wijst dat af. Maar de kerk heeft dat vervolgens nìet afgewezen maar integendeel de wonderen uit het Nieuwe Testament (N.T.) gecultiveerd tot prominent onderdeel van haar propaganda.


Hoe de kerk de christelijke leer helemaal geperverteerd heeft wordt prachtig beschreven door Dostojevski in De Gebroeders Karamazov, in het verhaal over de Groot-Inquisiteur. Geperverteerd of, zoals deze kerkvorst zegt: aangepast aan het volk. Want wat Jezus leerde was volgens hem te moeilijk, alleen geschikt voor sprinkhanen etende asceten.


Terzijde, ik vind het verhaal over de Groot-Inquisiteur veel sterker dan de tegenhanger ervan: het testament van de priester Zosima. Vaak hebben de gelovigen het moeilijk tegenover de atheïsten! Wordt het boek nog gelezen? De conflicten tussen de broers, zoals tussen hoofd, hart en lichaam. Ik heb er als jongen van genoten. Dostojevski hielp mij bij de ontwikkeling van zelfkennis.


Terug naar de Nieuw-testamentische wonderen.(2) Vijf broden worden er duizend, kannen met water komen vol wijn, visnetten worden opeens overvol opgehaald en Jezus blijkt over water te kunnen lopen. Er zijn mensen die ervaring hebben met bovennatuurlijke krachten en zaken. Die hebben geen probleem met een bovennatuurlijk begaafde en genezende Jezus. Die vind je immers ook bij sommige shamanen, goeroe's, priesters, dokters, heksen en dergelijke mensen? (Ik ga even voorbij aan hetgeen deze mensen bij hun cliënten, soms of vaak immers ziek, door suggestie teweeg brengen aan zelfgenezing.)


"Eli, Eli, waarom hebt Gij mij verlaten?" is de laatste verzuchting van Jezus aan het kruis. Antwoord: Omdat dit soort fysieke wonderen niet bestaan.


Ik heb echter nòg een krachtig argument bedacht (en anderen zullen daar ook wel op gekomen zijn) voor de overdrachtelijkheid van de N.T. wonderen. Als Jezus die werkelijk zou hebben verricht, zouden hij en zijn volgelingen alle Joden en nabije volkeren terstond overtuigd hebben dat hij de Messias was. Een blinde ziende maken, iemand die al drie dagen dood in zijn graf ligt weer tot leven wekken - het is niet mis! Daar moet de hele wereld toch voor plat gaan, zou je zo zeggen. Duizenden mensen gaan al door de knieën voor een goeroe die wat as uit zijn hand tovert…. Maar nee, de Joden erkenden Jezus niet als de Messias. Het is, zoals boven al geopperd (en door velen eerder), ook maar de vraag of de rabbi Jezus niet vooral ná zijn tijd op een zo hoge troon gezet is door latere generaties volgelingen en de door hen gestichte en ontwikkelde kerk.


Over naastenliefde


Jezus predikte de naastenliefde. Hoe sterk, denk ik dan, moet daar toen dus de haat of onverschilligheid opgekomen zijn! Ik denk dat stammen bezig waren uiteen te vallen. Families en dorpen beconcurreerden elkaar, streden tegen elkaar, gemeenschappen brokkelden af. Wij in onze moderne steden zijn daar nu aan gewend, maar misschien was die groeiende afstand tussen de mensen, toen en daar, nog een enigszins nieuw verschijnsel.


In hechte gemeenschappen, dorpen of stammen is geen liefde nodig om samen te werken en bij elkaar te blijven. De leden of bewoners zijn allemaal broers en zusters of minstens neef en nicht voor elkaar (nee, niet noodzakelijkerwijs van elkaar). Traditie, cultuur, familiebanden, taal en vooral de noodzaak tot samenwerking ter overleving houden de mensen bij elkaar. Samenwerken om het land te bewerken, om huizen te bouwen, om te vissen, te jagen en zich te verdedigen tegen wilde beesten en andere stammen. Er is de keiharde materiële noodzaak tot overleving, de gezamenlijk uit te voeren economische bedrijvigheid die -om een moderne variant voor naastenliefde te gebruiken- solidariteit vereist en garandeert. Daar hoeft geen liefde gepreekt te worden. [Vandaar dat ik bij een organisatie werk die de ontwikkeling van regionale economieën voorstaat. Om ecologische (= langtermijn-economische!) redenen, maar ook als materiële basis voor mensen om samen te werken, weer dichter bij elkaar te komen, althans minder geatomiseerd te zijn. Zie www.aarde.org. Ik vond het altijd zo merkwaardig en triest iemand als oud-premier Kok solidariteit te horen preken, terwijl hij ondertussen, goed-bedoelend, een ellebogen-economie zich verder liet ontwikkelen. Hetzelfde geldt trouwens voor de christelijke kerken die al 2000 jaar lang met weinig succes de liefde op ons ingepreekt hebben.)


Over geloof


Ik beschreef zo juist een wat wij noemen primitieve nederzetting. Onze voorouders in long-houses en met een os en een steenploeg de akker lostrekkend, zoals je die nog vindt op Kalimantan, in de Amazone-wouden en in Afrikaanse en Aziatische dorpjes en stammen. Onze 'primitieve' voorouders waren … zonder geloof. Onze voorouders geloofden niet! De geesten van bos, huis, dieren, rivier - ze waren er gewoon. Gewoon werkelijkheid. Niks te geloven nodig. Ze wáren er eenvoudig voor hen.


Daarbij vergeleken is geloven eigenlijk van een lagere orde. Zeker als dat door godsdiensten onderhouden moet worden. Een godsdienst aanhangen met de kerk als onmisbaar hulpmiddel staat dan helemaal onderaan.


Hierop is overigens wel wat af te dingen. In het middeleeuwse Europa was ongeveer iedereen gelovig, diep-gelovig zelfs. Jezus en andere heiligen liepen er als het ware nog een beetje tussen de mensen rond. De bijbelverhalen werden uitgebeeld met mensen in de eigentijdse kledij en omgeving. En nu nog altijd is de kerkgang, zeker in wijken en dorpen, een gemeenschappelijke gebeurtenis van enig belang.


Vroeger was de band met God of de goden er één van de hele stam, groep of dorp. Door de individualisering is die verdwenen, en vervangen door een eigen, persoonlijke lijn naar God.


In onze tijd en in onze contreien zijn God en zijn zoon bijna weg. Overigens komt dat mede door de 'verticalisten' die (in tegenstelling tot de zgn. horizontalisten) hemel en aarde, het spirituele en het maatschappelijke, zo nodig moesten scheiden en God daarmee versneld de wereld uitgebonjourd hebben.


Voorschriften van 2000 jaar (Bijbel) of 1400 jaar (Koran) geleden volgen is, ondanks vele tijdloze nuttige aanbevelingen of geboden, niet altijd meer een verstandige bezigheid.


God dus weg. Priesters en dominees, bijbel en kerkleer geen gezag meer. Is dat erg?


Over God


God schiep de mensen 'naar zijn beeld', staat er in Genesis. 'Als zijn gelijkenis'. Dat komt eigenlijk wel heel dicht bij de opvatting dat God omgekeerd een schepping van de mensen is. Ook dit dilemma hoeft niet dramatisch te zijn.


In pedante vlagen tijdens mijn puberteit (en daarna ook nog wel) denk en zeg ik wel eens, vrij naar Kloos: "Ik ben een god, en niet eens zo diep in mijn gedachten…" Tegelijk vind ik het knielen mooi, de nederigheid daarvan. Goede oefening voor de pedante mens.


Over God scheppen of invullen gesproken, ik kan me voorstellen dat in een omgeving waarin het tamelijk gemakkelijk is om te overleven God of de godheid een redelijk vriendelijke macht is. Maar zo'n harde, wraaklustige Jahwe? Vindt die zijn oorsprong in geërodeerde streken waar de zon van weldoend onbarmhartig is geworden? God of de goden die mee-transformeren met de ecologische omstandigheden?


(NB. Het hele Nabije en Middenoosten, zoals ook het Middellandse zeegebied, zijn dramatisch geërodeerd. Vroeger was het er veel groener, zoals Homerus, Bijbel en Koran ons vertellen. We vinden er vele stokoude steden of resten daarvan. En ze bouwden daar echt geen steden in de woestijn. Eigenaardig daarom die verfilmde bijbelverhalen, daar vaak in het zand en op de kale berghellingen opgenomen! Ik zeg wel: waar zand is, wàs beschaving. Neem me niet kwalijk. Ik kan het ecologiseren niet laten.)


De definities van God zijn legio. Opperwezen, almachtige, schepper van alles, oerkracht, e.d. Bij ons ontwikkelde hij zich vooral tot Het Goede.


Als jongen -helaas al vroeg (vanwege mijn recalcitrante aard?) behept met een sterk gevoel voor dialectiek- sprak ik van Gotan, omdat ik vond dat een goede God alleen kon bestaan als er ook een kwade Satan was. Zo'n godsbegrip komt dan dicht bij de oppergod van de oude Grieken -Zeus- die, meen ik, zowel schept als vernietigt. Ook in andere godsdiensten is er zo'n oppergod, bijv. Shiva bij de Hindoe's. Dit komt dan dicht bij het onberekenbare lot, Fatum. Liefde voor de Heer of zelfs 'Jezus redt' wordt dan zo een aanvaarding van het lot, een amor fati.


Begrijpelijk dat oude, statische landbouwmaatschappijen, zoals India dat destijds nog niet aangeraakt was door de vooruitgangsgedachte, zo'n 'fatalistische' godsdienst hebben. (Heeft onze God van het Goede iets te maken met technische en economische vooruitgang, met de maakbaarheid van de maatschappij?)


De god van de Christenen werd dus vooral een goed-doener. (Daarbij horen overigens ook zijn Ondoorgrondelijke Daden als ziekte, dood en verwoesting bij. Iwan Karamazov, de meest verstandelijke van de broers, verwerpt God vooral vanwege het lijden van kinderen.) Onze God werd vooral geweten. Hij kwam in de plaats van het collectieve stam-geweten (of groepsinstinct) van onze primitieve voorouders. Daarom hebben de mensen hem geschapen. Of hun beeld van hem op hem geplakt.


God als collectief geweten - heel belangrijk. Wie heeft ook alweer gezegd dat als God niet bestond, wij hem dienden uit te vinden?


Vooruitgang?


Het evangelie van de liefde (het de andere wang toekeren -kunnen we dat eigenlijk al wel?- is een flinke stap verder dan wraak nemen…) kwam niet uit het niets en gaat ook niet nergens heen. Belangrijke, gelaïciseerde erfgenamen -of kinderen- zijn het humanisme er het socialisme. Daar mag het Christendom best trots op zijn. (3)


Ik zie in de humanist, in de mens van Montaigne, Erasmus, Spinoza e.a. en in de 'honnete homme' van Montesquieu en Duperron iemand bij wie het geweten (weer) in het ruggemerg terecht is gekomen. Het hoeft niet meer van buiten opgelegd te worden, er ingepreekt te worden. De mens is waarlijk een stukje God zelf geworden, een beetje naar zijn beeld.


Daarmee moeten we vooral niet in een verwaand gevoel van Übermenschlichkeit vervallen. En zeker mag hij van mij pas heersen over al wat leeft, zoals ons volgens Genesis zou zijn opgedragen, als hij zich een diep-ecologisch inzicht heeft verworven. Kan dus nog wel even duren… Toch is onze speciale hersenmassa wat ons onderscheidt van de andere dieren en wat ons als het ware opdraagt om daar wat goeds en interessants mee te doen. Een Amerikaanse geleerde zei eens in een tv-programma van Wim Keizer: "In de evolutie is het heelal bezig zich van zichzelf bewust te worden." Vraag: Door de mens? Antwoord: Niet noodzakelijk. Maar de mens kan daarin wel een schakel zijn. (4)


Ik kan me hierbij wel wat voorstellen, maar dan wat eenvoudigers, minder verhevens. Namelijk dat we met onze intelligentie zorg moeten dragen voor de aarde en voor al wat leeft (zoveel mogelijk dan). Dat we er met onze intelligentie heel misschien voor kunnen zorgen dat we de aarde -de tak waarop wijzelf zitten!- niet langer mollen. En ook dat we heel misschien kunnen zorgen voor (weer) wat meer saamhorigheid, rechtvaardigheid en dergelijke. Égalité, fraternité et liberté (mijn praktische volgorde) als doel en taak. En dan via ons verstand en bewust gevoel, omdat we ons instinct daartoe kwijt zijn geraakt (tenzij het onderhuids nog een grote rol speelt; want weten we wel waar verstand en gevoel vandaan komen?) (Terzijde: Ik heb nooit goed verstand en gevoel kunnen scheiden… M.i. is verstand - of moet ik zeggen: intelligentie?- gebaseerd op gevoel.)


Het geweten, met of als een stukje God, in ons ruggemerg: het hoeft (als het geen instinct is, als het niet aangeboren is) niet het resultaat van een individuele inspanning te zijn; er kan hierbij ook geholpen worden vanuit gezin, familie, buurt, school, overheid, vrienden, e.d.


Het geweten in ons ruggemerg. Ik kan dat alleen maar als vooruitgang zien; alweer een klein stapje dat de mensheid zet op het glibberige pad van haar beschavingsontwikkeling.


En vanuit den hoge keek God op ons neer en zag dat het goed was. Hij had altijd al gevonden dat de mensen het zelf moesten opknappen.


*

Dit had ik geschreven toen ik enige jaren later nog eens Genesis opsloeg. En wat lees ik in 3-22, dus na het eten van de boom van goed en kwaad, onze zondeval? "En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad." God die dus als het ware de zondeval verwerkt heeft en de zondige mens, die nu juist met zijn zonde een flinke stap in Zijn richting heeft gezet (ja, het tot "een van ons" heeft gebracht), accepteert. (En de hof van Eden uitgooit.)


Waarom kende ik die passage niet? Is zij de kerken en de clerus niet zo welkom?

Een stap verder (te ver?), en hier ook de onbedoelde erkenning dat het de mensen zijn die God geschapen hebben?

*

Als einde van dit stuk nog iets ter verduidelijking van mijn eigen positie en gevoel. Ik ben geen atheïst, meer een agnost. Maar onder het al dan niet gnotein (weten) ligt een gevoel van verbondenheid. Ja, ik ben dan geen gelovige maar wel een diep-religieus mens. In de zin van verbonden met al wat leeft, de mensen om mij heen, de wereld, de cultuur (dan vooral, door waar mijn wieg stond, de West-Europese; de 'geesten van de voorouders' horen daarbij), de kosmos. (Dit komt, bedenk ik me, dicht bij het hebben van begeleiders of zo iets. Je bent niet gauw echt helemaal alleen…) Een materialist (in filosofisch-historische zin), en tegelijk religieus.

Wat daar voor mij bij komt (en hoort): ik draag het leed van de hele wereld op mijn schouders. Zonder daar overigens aan onderdoor te gaan; ja, ik tors dat allemaal zelfs met een zekere opgewektheid.

Religieus maar niet gelovig - kom ik dan toch dicht uit bij de Amazone-indiaan?

-------------------------------------------------------------------------------------

1) Filosoof, historicus, veldheer - je moet het er tegenwoordig allemaal bijzetten vanwege het huidige kennispeil (verzuchtte de oude heer…)

2) In 1984 heb ik hierover brieven gewisseld met F.O. van Gennep, toen hoogleraar theologie te Leiden die ik nog van vroeger kende. Bij mij op te vragen.

3) Volkskrant 22 mei 2002: In België hebben de franstalige christen-democraten, in navolging van hun Vlaamse collega's, hun naam veranderd in Humanistische Democraten.

4) Uitwijding: hier moet ik denken aan de ontwikkeling van het aardse leven dat eigenlijk steeds stapsgewijs zèlf de omgeving heeft geschapen (of lijkt te hebben geschapen) voor zijn verdere ontwikkeling. (Bijv.: planten vrije zuurstof ozonlaag leven kon het land op.) Je kan hier een Hogere Bedoeling achter denken, of gewoon een toevallige ontwikkeling. Als onderdeel van dit historisch-biologische proces, een onderdeel met enige eigenwaarde, vind ik het niet zonder meer een toeval. Terwijl ik ook die Bedoeling nog maar moet zien. Op de vraag naar de zin van het leven, antwoord ik wel eens: zin hebben. Daarmee stuur ik meestal de vraagsteller het bos in. Maar ik sluit ermee aan bij het élan vital, de levensdrang die de franse filosoof Bergson als motor ziet van de voortdurende zelfontplooiing van het leven.

Als ik nog even mag: de natuur zit vol wonderbaarlijkheden en achter elke verklaring of ontdekking rijzen nieuwe vragen of onbekende gebieden op. Als nu in de huidige discussie over evolutie of schepping (creationisme) de ene partij wonderbaarlijk met een kleine w zou schrijven, en de andere partij met een hoofdletter - dan zijn we er toch uit?

Willem Hoogendijk mei 2002

Parkstraat 28 3581 PK Utrecht aangevuld zomer 2005

T. 030-2314651 E. wh@aarde.org